De oorzaak van de snelle achteruitgang van de veldleeuwerik is terug te voeren naar het intensieve beheer van gras- en akkerbouwlanden. Dat blijkt uit een veldonderzoek van de Vogelbescherming. Legsels gaan vaak verloren door maaien, waardoor de vogels niet toekomen aan de noodzakelijke derde leg. Het totale broedsucces van de veldleeuwerik blijft daardoor ver achter bij dat van zijn soortgenoten in de extensief benutte graslanden, concludeert de Vogelbescherming.
De veldleeuwerik is de laatste jaren sterk achteruit gegaan en staat nu zowel in binnen- als buitenland op de Rode Lijst. Van alle weidevogels is het zelfs de soort die het snelst in aantal achteruit gaat. Om de vogel beter te kunnen beschermen onderzocht de Vogelbescherming de oorzaken en het effect van maatregelen.
Uit het onderzoek blijkt dat extensief beheerde reservaatgebieden de meeste veldleeuweriken herbergen. Daar beginnen de vogels ook al vroeg met broeden, in de eerste week van april, met de piek aan het eind van april. Begin juni is de tweede eilegpiek en laatste legsels starten nog in begin juli.
In de intensief beheerde graslanden en de akkerbouwgebieden komt de eileg later op gang en blijft het aantal broedpogingen bij twee. Er komen ook minder nesten voor in intensieve graslanden, omdat hun nesten worden weggemaaid.
Ook vermoedt de Vogelbescherming dat de jonge vogels in de intensief beheerde graslanden met minder goede voedselomstandigheden te maken hebben, gezien de grotere afstand die oudervogels moeten afleggen om voer voor hun jongen te zoeken. In extensieve graslanden zijn de afstanden van voedselvluchten gemiddeld korter. De kans is groot dat hierdoor de voedselsituatie voor jongen beter is. Dit verschil was echter niet significant voor graslanden. Wel blijkt in extensief beheerde akkerbouwgebieden de conditie van de jongen hoger te zijn dan intensief beheerde gebieden.
De provincies Groningen en Zeeland experimenteren sinds 2006 met de aanleg van veldjes in graanvelden speciaal ter bescherming van de veldleeuweriken. Uit het onderzoek naar het effect van deze leeuwerikveldjes in graanvelden blijkt echter dat de vogels die graanpercelen niet meer gebruiken dan graanvelden zonden de veldjes. De leeuwerikveldjes vervullen dus geen functie voor broeden of foerageren.
Daarentegen leiden graanpercelen met akkerranden waarin diverse bloemen en planten staan, wel tot grotere aantallen leeuweriken. De gebieden met een aanzienlijke oppervlakte aan faunaranden herbergden de hoogste dichtheden aan veldleeuweriken. De meeste voedselvluchten vonden bovendien juist daar plaats. Overigens laten andere vogelsoorten daar geen verandering zien. De kans is dan ook klein dat zij meeprofiteren van beheersmaatregelen voor de veldleeuwerik.