Wie ten westen van de lijn Groningen-Breda woont, ziet er zelden een, maar aan de andere kant van ons land is de roek een veelvoorkomende vogel. Deze indrukwekkende kraaiensoort leeft in grote kolonies, waar het nu een drukte van belang is.
De roek (
Corvus frugilegus
) is een familie uit de kraaiachtigen. De andere leden daaruit zijn (in ons land): de raaf, zwarte kraai, bonte kraai, kauw, gaai en ekster.
De roek is net zo groot als een zwarte kraai, en van snavelpunt tot staartpunt is dat bijna een halve meter. Hij heeft twee karakteristieke kenmerken waardoor je hem goed kunt onderscheiden van andere kraaiachtigen. Ten eerste heeft de roek een lichte snavelbasis, en ten tweede draagt de roek een ‘broek’: de bovenkant van z’n poten zijn met veren bekleed, waardoor het lijkt alsof de vogel een soort knickerbocker aan heeft.
Roeken leven graag rondom weilanden en akkers, waar ze insecten uit de grond halen. Overigens zijn het alleseters, en eten ze evengoed plantaardig spul, waaronder ook gewassen van die akkers. ’s Winters pikken ze graag in balen ingekuilde mais. De roek wordt dan ook met argusogen bekeken door boeren, die bang zijn voor landbouwschade.
Roeken zijn niet mensenschuw, en maar liefst 40% leeft in een stadse omgeving. Omdat ze in kolonies leven, zorgen ze ook daar geregeld voor overlast: ze poepen de boel onder en maken nogal veel kabaal.
Al met al geen heel erg geliefde vogel, en in de jaren vijftig en zestig kachelde de soort in ons land hard achteruit door vergiftiging, afschot en verstoring: er waren nog 10.000 broedparen (komend van 50.000). In 1977 werd de roek wettelijk beschermd, en dat zorgde voor een spectaculair herstel tot opnieuw zo’n 50.000 broedparen tegenwoordig.
Kijk hier naar een filmpje over de grootste vogel uit de kraaienfamilie: de raaf