Karen van Wolsing: Wát, tuin!_14_03_2008
• 14-03-2008
• leestijd 2 minuten
De voortuin is aan het winteren. De bladeren zijn van groen naar een donkere, vochtige massa gekleurd. Ik had ze op moeten ruimen. Mijn buurvrouw zegt dat er nu teveel zouten in de grond komen. De biologe verderop in de straat heeft aan haar enige boom een briefje gehangen: bladeren s.v.p. laten liggen! Ik geloof haar… lekker makkelijk. De yuca’s proberen met moeite hun kleur vast te houden. Tuin, tuin. Vriendinnen geven me ongevraagd en onophoudelijk advies. “Je moet daar een puntje, puntje, puntje zetten!” Ik vergeet de namen direct.
“Waarom doe je toch niets aan je tuin. Hij kan veel mooier worden”. “ Je tuin zegt alles over je zelf!” De laatste opmerking blijft bij me hangen. Ik neem de tuin eens extra in me op. Eenvoudig is hij met zijn 4 soorten planten. Een kleine stadstuin, aan een rustige straat in een gewone wijk. Ongecompliceerd en snel te overzien: een paar yucca’s, twee dennenachtige groene boompjes, waarvan er één in de kersttijd als kerstboom dient. Een enkel onduidelijk struikje, waarvan ik er één in het voorjaar kortwiek omdat de stekels krassen maken op de auto. Hij groeit steeds op. Ik merk dat de vergelijkingen mank gaan en besluit de volgende keer eens goed naar háár tuin te kijken..
In het voorjaar verbaas ik me over het onkruid dat plotseling uit de grond schiet. Waarom is onkruid onkruid?. Als ik die snelgroeiende, slingerachtige “dingen” die uit de grond komen voortaan planten noem heb ik een geweldig mooie voortuin, niets mis mee. Gewoon een kwestie van definitie
En toch…. zet ik ieder voorjaar alle tuinmaterialen buiten en krom ik mijn rug om de gifgroenste spullen uit de grond te trekken en in de groenemmer te deponeren. Ik merk de warmte op van de zon op mijn rug, ruik de volle lucht van aarde en planten en maak contact met voorbijgangers die ik niet ken. Mijn buurvrouw klopt tegen het raam. Ze wijst naar beneden. Als ik luidop informeer wat er aan de hand is, zegt ze me (te laat!) dat dat géén onkruid is.
Aan de kant van de straat zie ik kleine witte bloemetjes de grond uitpiepen. Zo gezellig en vrolijk. Ik definieer ze direct als plant. Ik gun mezelf de tijd om vanaf mijn muurtje van de warmte, de reuk en de mensen te genieten. Ik voel me enorm tevreden, thuis.
Dank je wel, túin.