Huub van der Aa: Niet pluis op de hei
• 27-06-2008
• leestijd 3 minuten
Meer dan dertig jaar was ik betrokken bij de internationale cursus Mycologie op het Centraal bureau voor Schimmelcultures. Een van mijn favoriete onderwerpen was de successie van schimmels op mest, en een voortreffelijk substraat daarvoor zijn verse konijnenkeutels. Een klein aantal in een petrischaal op schoon of steriel filtreer papier, dat je regelmatig moet invochten, levert een reeks fraaie schimmels op uit vrijwel alle hoofdgroepen van het schimmelrijk. Voor het practicum is het dus zaak om voldoende verse keutels te verzamelen. Die in de bossen van Flevoland zijn arm aan soorten, maar wat er is is wel optimaal ontwikkeld; die op het nabije “oude” land hebben vaak veel meer soorten, die met elkaar concurreren.
Voor verse keutels was ik gewend om naar de Zuiderhei bij Laren te gaan, waar altijd wel voldoende keutels te vinden zijn. Op een mooie doordeweekse dag zat ik daar een keer gehurkt bij een mooie voorraad keutels, die ik met een grote pincet een voor een in een voorraaddoosje stopte. In de verte naderde een gezelschap, bestaande uit twee dames en één heer, stevig gearmd. die in alles uitstraalden dat ze niet gewend waren over de heide te dwalen.
Ik kreeg ineens een ingeving om mijn keutels wat quasi nauwkeuriger te bekijken, ze even met de pincet boven mijn hoofd in het zonlicht te houden en ze dan met een duidelijk hoorbaar “OK!” in het doosje te stoppen. Ik had meteen beet !Wat doet die man, Bert? Hij raapt volgens mij konijnenkeutels op, Mien. Dat geloof ik ook, maar wat een viezerik. Ken je niet even aan hem vragen wat hij daar mee gaat doen ? Ben je gek, zo’n roare kerel, hier midden op de hei, ik heb er je voor gewaarschuwd, doe jij het zelf maar, als je het zo zeker weten wilt? Nee Bert, jij bent de man, jij moet het maar even gaon vragen. Bert haalde diep adem en terwijl de dames voorzichtig voorbij schuifelde, kwam de arme Bert verlegen naar bij toe.
Mooi weertje vandaag hè
Ja mijnheer, antwoordde ik, terwijl ik mij een beetje als in mijn werk gestoord gedroeg. Die rotwijven dacht ik, zelf buiten schot blijven en die arme man het zware werk laten opknappen. In zeker opzicht voelde ik me meteen ook solidair met die arme sukkel, die ook maar gestuurd was en eigenlijk met de situatie geen raad wist. Ik zal je helpen, dacht ik en bekeek een grote kersverse keutel met extra aandacht en zei “en die is ook OK”, wat vind U er zelf van. De man deed verschrikt een stapje achteruit en stotterde. “Maar, wat doet u in godsnaam met die kenijnenstront; Jao mijn kan ’t niet schelen, maar de vrouw en haar zuster willen het nou eenmaal weten. Vandaar”………….
“Nou”, zei ik “”ze zijn voor de fondue; een speciaal recept uit Noord Afrika”, verduidelijkte ik. “Je zet een fonduepannetje met appelstroop op het vuur” brengt het tegen de kook aan en prikt de keutels één voor één aan een vorkje en dompelt ze onder in de hete stroop; heerlijk en hartstikke gezond. Wilt u ook wat hebben om het te proberen ?” De mond van de man viel open en hij verwijderde zich snel, zonder te groeten, richting de beide dames, die op enkele meters afstand stonden te treuzelen. “Hij eet ze op” zei Bert met trillende stem, hij zegt dat hij ze opeet, met een laagje stroop eromheen, iets met een pannetje.”
“Dat houd je toch niet voor mogelijk, en het leek toch best een nette man. Kom Bert, we moeten hier snel vandaan, ik zei ‘t je al, het is hier vast niet pluis op de hei”.