Milieuwetenschappers van de Universiteit Utrecht hebben nu een sluitende verklaring gevonden voor het raadsel van de snelle verspreiding van loofbomen in het Krijt. De resultaten worden binnenkort gepubliceerd in Nature Communications.
Snelle verspreiding van loofbomen
Tijdens het Krijt, een geologische periode die duurde van 145 tot 66 miljoen jaar geleden, ontstond een grote diversiteit aan loofbomen. Deze verspreidden zich binnen enkele tientallen miljoenen jaren over de hele wereld. Deze relatief snelle opmars van loofbomen plaatste Charles Darwin voor een raadsel. De snelheid waarmee deze ontwikkeling zich voltrok strookte niet met zijn evolutietheorie, waarin evolutie juist geleidelijk plaatsvindt.
Meer waterverbruik
De snelle opmars van loofbomen tijdens het Krijt ging samen met een geleidelijke maar flinke daling van de CO2-concentratie in de aardatmosfeer. Volgens de Utrechtse wetenschapper Hugo de Boer heeft deze daling grote consequenties gehad voor de fotosynthese en het waterverbruik van planten. Bij lagere CO2-gehalten moeten planten meer water verbruiken om hun fotosynthese te handhaven. De plantensoorten die hun watertransportsysteem het beste konden aanpassen kregen daardoor een evolutionair voordeel. Dat waren de loofbomen met hun platte bladeren. Loofbomen waren efficiënter in het transporteren van water en CO2.
Coniferen nu weer in het voordeel?
Vandaag leven we in een wereld waarin de CO2-concentratie stijgt, hetgeen de vraag oproept of coniferen daar meer van profiteren dan de loofbomen. De onderzoekers denken van niet, omdat de loofbomen een duidelijke drempel over zijn gegaan. Nu ze eenmaal deze aanpassing hebben kunnen doen, zullen ze waarschijnlijk ook de weg terug met gemak kunnen bewandelen.