De grondlegger van het biologisch gedragsonderzoek, Nobelprijs winnaar Niko Tinbergen, noemde onze zintuigen ‘windows to the world’, vensters op de wereld. Hij stelde zich ons bewustzijn voor in een donkere kamer met in de wanden kijkgaten van verschillende grootte, die ons in staat stellen de wereld om ons heen waar te nemen. Voor ons mensen is zien het belangrijkst, maar voor de meeste zoogdieren komt de neus op de eerste plaats, terwijl voor vleermuizen en waarschijnlijk ook walvissen het gehoor verreweg nummer één is. Ons hele wereldbeeld met inbegrip van onze taal wordt volledig gekleurd door de rangorde van onze zintuigen. Alleen al in deze eerste regels komt letterlijke ‘beeld’-spraak een keer of tien voor! We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe een dier, dat leeft in een geurwereld, zoals een hond, de werkelijkheid ervaart.Met mijn studenten wilden we in de rol van de verschillende zintuigen toch graag wat inzicht krijgen, in het bijzonder de gezichtszin. Zo hebben we vrij overtuigend kunnen aantonen, dat de meeste zoogdieren, waaronder ook honden, geen - of bijna geen - kleuren kunnen zien. Toch is het gezichtsvermogen voor honden niet onbelangrijk, al was het niet eenvoudig in het laboratorium daar duidelijkheid over te krijgen.
Maar toevallig kreeg ik thuis een pracht van een demonstratie. Dat ging zo: onze kinderen hadden natuurlijk uit den treuren van mij gehoord dat honden niets meer of minder zijn dan de huisdiervariant van de wolf en dat een hond in principe nog beschikt over het wel wat aangepaste, maar in wezen nog altijd complete gedragsrepertoire van de wolf. Zij vonden het een leuk spelletje om met Arrie, onze Drentsche Patrijshond, ‘Grote Wolf’ te spelen. Zoals honden mee gaan huilen met bijvoorbeeld een viool, kun je ze ook mee laten doen door zelf als een wolf te huilen. Ook voor wilde wolven is dat geluid onweerstaanbaar, zoals ik zelf heb gemerkt bij mijn wolvenonderzoek in Canada. Op die bepaalde avond raakte onze Drent helemaal opgewonden bij dat spelletje en liet inderdaad horen dat hij nog steeds welluidend als een wolf kon meezingen.
Dat huilen is voor wolven in het wild een emotionele gebeurtenis, en dat gold ook voor onze hond, die ‘niet wist dat hij het in zich had’. En wat voor geesten je daarmee oproept! Mal schodderend, kwispelstaartend liep hij op een gegeven moment naar de tuindeur en bleef daar opeens stokstijf staan, alle haren recht overeind. Een diepe grom, een forse blaf, tegen de ‘Grote Boze Drent’ die daar in het donker achter het glas van de tuindeur stond en die al net zo vervaarlijk zijn tanden liet zien. Nog vele avonden er na, tilde onze hond zelfs met zijn neus het gordijn op en reageerde weer op zijn spiegelbeeld alsof het een andere hond was. Betere demonstratie dat ook zonder geurprikkels het beeld alleen voor honden voldoende kan zijn, had ik me niet kunnen wensen!