Het fenologische jaaroverzicht
• 10-03-2013
• leestijd 4 minuten
Het jaar 2012 had een lang groeiseizoen. De voorlente begon extreem vroeg door de zeer warme start van de winter 2011/2012 maar kwam tot stilstand door de intense vorst in februari. Na een zeer warme maart liep de lente drie weken voor, maar de voorsprong liep terug tot een week door een koele april. De zomerbloei en vruchtenrijping waren een tot twee weken vroeger, terwijl de bladverkleuring en bladval een tot twee weken later dan normaal begonnen.
Winter - begin 2012
De winter 2011/2012 was meteorologisch bijzonder. December en januari waren zacht. De gemiddelde temperaturen waren vergelijkbaar met een normale maartmaand. Het resulteerde in een zeer vroege start van de voorlente. Hazelaar en sneeuwklokje bloeiden 35 en 40 dagen vroeger dan normaal (periode 1940-1968). Rond kerst bloeide alop diverse plaatsen het speenkruid en krokusjes bloeiden al in de eerste week van januari. De roffel van de grote bonte specht werd sinds het begin van De Natuurkalender in 2001 nog niet zo vroeg gehoord. Vanaf eind januari tot half februari deed zich een intense vorstperiode voor met minimumtemperaturen tot 20 graden Celsius onder 0. Het veroorzaakte veel vorstschade. De bloei van de els werd sterk door de kou vertraagd. De zanglijster liet zich 9 dagen later horen dan gemiddeld in de afgelopen jaren.
Lente
De intense koude werd direct opgevolgd door een maartmaand die op de derde plaats van warmste ooit staat. Maart was daarnaast droog en zonnig. De vroege lentebloeiers als maarts viooltje, bosanemoon en sleedoorn bloeiden drie weken vroeger dan normaal. De eerste waarnemingen van amfibieën waren vergelijkbaar met het gemiddelde van de voorgaande 7 jaar. Ten opzichte van 2006, een jaar waarin de temperatuur aan het begin van het jaar vergelijkbaar was met die van vroeger, waren de amfibieën gemiddeld twee weken eerder. De warme maartmaand zorgde ervoor dat de vroege vlinders zoals de citroenvlinder en het boomblauwtje gemiddeld een week eerder waren dan het gemiddelde in de afgelopen 11 jaar en drie weken eerder dan in het ‘koude’ 2006. Door de koude april en een koud begin van mei met nachtvorst tot halverwege mei zorgde voor een sterke vertraging in de ontwikkeling in de natuur. De vlinders die later in het jaar vliegen waren ten opzichte van de voorgaande 11 jaar een week later. De voorsprong van drie weken die planten in het begin van de lente hadden liep terug tot gemiddeld een week bij het in blad komen van de beuk en de bloei van akkerhoornbloem, boterbloemen en de witte paardenkastanje. Het aantal boompollen dat in de lente geproduceerd werd lag gemiddeld 60 procent lager dan in de voorgaande jaren. De hooikoortsklachtenscores op Allergieradar.nl lieten zien dat het lage aantal pollen zich direct vertaalde naar minder hooikoortsklachten. De gure lenteperiode had ook zijn weerslag op de ontwikkeling van de libellen. Vuurjuffer, viervlek, lantaarntje, platbuik en de azuurwaterjuffer verschenen ruim een week later dan het gemiddelde van de afgelopen 8 jaar. De gewone oeverlibel en weidebeekjuffer die pas later in het jaar verschijnen konden profiteren van het zeer warme einde van mei met zelfs nog een tropische dag in het oosten van het land. De vogels lieten net als voorgaande jaren weinig verschil zien met het gemiddelde van voorgaande jaren. Wel begonnen de vogels relatief laat te broeden vanwege de relatief koude omstandigheden. Samen met SOVON Vogelonderzoek Nederland is sinds 2012 een eilegverwachting voor een groot aantal broedvogels beschikbaar op Natuurkalender.nl.
Zomer
De zomerbloeiers zoals groot kaasjeskruid, Sint-Janskruid en moerasspirea waren gemiddeld 10 dagen eerder dan normaal ondanks dat juni en juli als koel werden gekarakteriseerd door het KNMI. Het zeer warme einde van mei had de zomerplanten al een flinke voorsprong gegeven in hun ontwikkeling. De vruchtenrijping van wilde lijsterbes en vlier was twee weken vroeger dan normaal. Dit kwam vooral omdat deze struiken vroeg in bloei waren gekomen.
Herfst
De bladverkleuring en bladval van de zomereik waren dit jaar gemiddeld een week later dan normaal en drie dagen later dan in de voorgaande tien jaar. Als normaal gebruiken we hier het gemiddelde over de periode 1894 tot en met 1959, van 35 jaar in deze periode zijn herfstwaarnemingen beschikbaar. De bladverkleuring en bladval van de beuk waren zelfs twee weken later dan normaal, maar waren vergelijkbaar met de voorgaande tien jaar. De bladverkleuring en bladval van de berk waren ongeveer een week later dan in de voorgaande tien jaar. Historische data voor de berk zijn maar beperkt beschikbaar. De bladverkleuring van de witte paardenkastanje lag dit jaar gemiddeld een week later dan normaal. De bladeren vielen echter twee weken later dan normaal van de bomen.
Winter - eind 2012
De biologische winter begon volgens waarnemingen van De Natuurkalender op 22 november. Dat is de dag waarop de beuk en eik als laatste van de belangrijkste boomsoorten in Nederland helemaal zonder blad stonden. Begin december viel al de eerste sneeuw maar vanaf half december werd het zeer warm met temperaturen die normaal zijn voor begin april. Het gevolg was dat rond kerst de eerste hazelaars en uitheemse elzen in bloei kwamen en begin januari al het eerste speenkruid in bloei werd gezien. De voorlente kwam al op gang. Vanaf half januari sloeg het weer plotsklaps om en kwam de ontwikkeling in de natuur tot stilstand.