In het noordelijk deel van landgoed Eerde (Ov) herstelt Natuurmonumenten een hoogveenven. Hopelijk gaat het hoogveen hier weer groeien, zodat zeldzame veenmossen, veenpluis en witte snavelbies terugkomen. Deze planten zijn verdwenen, door verdroging en lozing van afvalwater.
’t Veentje
Hoogveenven ’t Veentje ligt op landgoed Eerde tegen de boswachterij Ommen van Staatsbosbeheer. Samen met de hoogvennen Zeesser Ven, Besthmener Ven en Dode Ven vormt ’t Veentje De Meertjes. Alle vennetjes hebben een bodem die weinig water doorlaat. Het regenwater blijft staan en zo ontwikkelt het hoogveen zich heel geleidelijk.
Trosbosbessen
Toen in het verleden trosbosbessen in ’t Veentje werden geteeld, is water uit het ven afgevoerd. Daardoor verdroogde de oorspronkelijke hoogveenbegroeiing. Naast ’t Veentje hebben barakken gestaan die hun afvalwater op het ven loosden. Nadat de barakken zijn afgebroken en de bessenteelt was gestopt, is tientallen jaren niets aan beheer gedaan. Zo komt het dat er een moerassige laagte is ontstaan met een ruige begroeiing en hier en daar bomen.
Meer water
’t Veentje wordt nu alleen nog gevoed met regenwater. Tot nu toe werd een deel van het water weer afgevoerd via een afvoersloot. Een stuw in deze sloot moet voortaan de afvoer van water controleren. Het is de bedoeling om de waterafvoer geleidelijk te verminderen, zodat het peil in het ven langzaam stijgt. Dit voorkomt dat de waardevolle hoogveenplanten, die nog in een deel van ’t Veentje groeien, verdrinken. Ook bomen onttrekken water aan de grond. Daarom verwijderen aannemers bomen langs de randen van het ven. De toename van zonlicht op het water is erg gunstig. Natuurmonumenten verwacht dat met deze maatregelen binnen tientallen jaren bijzondere planten terugkeren.
Financiering
Natuurmonumenten voert het werk uit met subsidie van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het kader van Overlevingsplan Bos en Natuur.