Tien jaar geleden hebben we een jaar in Frankrijk gewoond, in een mooi huis met hoge plafonds en ramen van ongeveer twee meter hoog met allemaal kleine ruitjes, in het midden zat een knop zodat je de ramen gemakkelijk naar binnen kon openen. De ramen zaten in een soort stenen koof met vensterbanken waar je een plantenbak op kon zetten. Aan de gevel zaten ijzeren luiken die je ’s nachts kon sluiten, ze lieten geen licht door maar wel lucht, zodat de ramen open konden blijven tijdens de nacht. Op de eerste verdieping in een van de slaapkamers hadden we een probleem. De vensterbank zat iedere dag vol met poep en we wisten niet waar dat vandaan kwam, het leek op duivenpoep maar die waren er nauwelijks in de omgeving. Dus iedere dag maar even schoonmaken en kijken of we iets konden ontdekken. We hadden al eens een woelrat gehad, die werkelijk het halve hout van een plamuurmes weggevreten had, maar die zagen we niet meer, en hoe zou zo’n rat op de eerste verdieping terechtkomen? We stonden voor een raadsel.
Op een ochtend deed ik de luiken open en keek in de ogen van een vleermuis die aan de muur naast het raam hing, ik weet niet wie er van ons tweeën het meest schrok, hij of ik. Het hart klopte me in de keel, hij ging er direct van door en vloog in een spleet van de muur boven het raam. Hij zag er prachtig uit, kleine prikoogjes, dons op zijn kopje en de vleugels leken van leer, maar eng was het wel. Het geeft zo’n Frankenstein gevoel. Maar... het raadsel was opgelost, het was vleermuizenpoep. Wat nu te doen, we wisten dat de vleermuis een beschermde diersoort was, dus we moesten zorgvuldig te werk gaan.
Eerst maar eens naar de eigenaar van dorpskroeg, dat was een erudiete persoon, die ook veel mensen uit de omgeving kende. We legden hem het probleem voor en inderdaad het eerste wat hij zei, oei, het is een beschermd dier. Maar deze week zouden zoals altijd twee boswachters langs komen en hij zou gaan informeren of zij konden aangeven hoe we van de vleermuizen konden afkomen. Na een paar dagen zouden we terugkomen. Zo gezegd, zo gedaan. De oplossing werd gegeven. Vleermuizen verlaten hun behuizing en gaan rondvliegen als het gaat schemeren (niet zo gek hè de vergelijking met Frankenstein). Als ze allemaal buiten zijn, schijn dan met een fel licht op de plek waar ze uit kwamen en laat de lamp de hele nacht branden, dan komen ze niet meer terug.
Diezelfde avond zijn we naar buiten gegaan en wachtten op het vertrek van de vleermuizen, we zaten heel stil om ze niet te storen. Er kwam er één en nog één en nog één, het hield niet op, in totaal kwamen we op veertig. Griezelig maar mooi om te zien. Veertig vleermuizen, geen wonder dat de vensterbank zo vol met poep lag. Vervolgens zijn we naar boven gegaan hebben een felle halogeenlamp op de ramen gezet en die nacht laten branden.
De ramen goed gesloten gehouden uit angst dat ze toch terug kwamen en de kamer in zouden vliegen.
De volgende ochtend konden we niet wachten om te gaan kijken, we zagen helemaal niets, geen poep of vleermuis te bekennen. Aan het einde van de dag toen het ging schemeren weer naar buiten gegaan om te zien of ze echt wel weg waren. Niets meer, geen vleermuis te zien. Toch hebben we voor alle zekerheid nog een nacht het licht laten branden. Het was gelukt, ze kwamen niet meer terug. We zijn naar de kroeg gegaan en hebben uiteraard de bareigenaar en de boswachters een drankje aangeboden en daarna het succesvolle verhaal verteld met onze hartelijk dank We hoefden geen medelijden te hebben met de dieren, er waren genoeg plekken in de buurt zoals oude schuren en panden waar ze een nieuwe behuizing konden vinden.
En wij, wij waren trots dat het ons zo goed gelukt was, je moet het allemaal maar weten.