Met de zwaan is hetzelfde aan de hand als met de eend of de arend. De zwaan bestaat niet. Er zijn Wilde Zwanen (met een gele snavel, 150 cm) en je hebt de Kleine Zwaan (opvallend veel kleiner, 115 cm) en de Knobbelzwaan (rode snavel, 150 cm). Als we ‘zwaan’ zeggen, bedoelen we de Knobbelzwaan.
Als ik met de laatste geen speciale belevenis had gehad, dan had ik aan dit beest weinig aandacht besteed. Hij was misschien niet eens in mijn vogelgids voorgekomen. Ik vind het een stom beest.
Het gerucht gaat dat hij met een vleugelslag een mens zijn arm kan breken. Deed hij dat maar eens een keer, dan gebeurde er tenminste wat. Ik vind het helemaal niks. De zwaan heeft alleen maar eeuwenlang de poezie verpest met zijn domme gedrijf op dooie vijvers.
Ik houd niet van wezens die zichzelf zo mooi vinden, dat ze steeds maar naar hun eigen spiegelbeeld kijken. Zwanen doen niks anders. Altijd die hals zo bijzonder sierlijk! Donder toch op! Ga wat doen! Iets nuttigs! Laat eens wat horen, een lied desnoods, maar een zwaan zwijgt altijd als een hautaine gravin met pensioen. Er komt hoogstens een blazend geluid uit als hij kwaad is. Bah!
Maar! Er is een zwaan op de wereld geweest die mij ontzag inboezemde en mij met stomheid heeft geslagen.
Ik zat een keer te vissen, ik weet niet meer precies waar. Wel dat het in de buurt van Hilversum was. Het kan Loosdrecht geweest zijn, Kortenhoef, het Hilversums Kanaal. Ik zie mezelf nog zitten, met rechts van mij een rietkraag en links niet ver van me vandaan een over het water hangende dode wilg en mijn dobber die in een open plek van een veld waterlelies dreef. Achter dat lelieveld lag het vaarwater.
Er verscheen een skiff in beeld, zo ’n lang, smal, licht roeivaartuig voor een persoon. Zo ’n skiffeur maakt ee uiterst gecompliceerde beweging die niet gemakkelijk is om te beschrijven: als hij de riemen naar achteren verplaatst in het water, bukt hij zich naar voren, en als hij de riemen door het water trekt, komt hij weer overeind om vervolgens de eerste beweging te herhalen. Goed, dat weet u allemaal natuurlijk wel.
Een meter of drie, vier na de skiff volgde er een zwaan die bewegingen van de roeier nadeed. Met verbluffende precisie imiteerde deze watervogel de skiffeur. Met veel gevoel voor details. De zwaan kromp ook ineen, daarbij de hals strekkend, en kwam vervolgens weer omhoog. De zwaan aapte de skiffeur schaamteloos na die, toen hij mij met hengeltje aan de kant zag zitten, ophield met roeien, de riemen losliet en mij verbijsterd aankeek, onderwijl met zijn armen het gebaar makend van: ‘Wat moet ik hier in godsnaam mee aan?’ Alsof hij er wat aan kon doen dat het de zwaan in de bol was geslagen. Ik kreeg niet de kans om te zien of de zwaan de imitatie van de roeier staakte, want beiden verdwenen uit beeld.
Dit tafereel zal ik nooit vergeten. Het is een onwaarschijnlijk verhaal, dat weet ik, maar als u mij gelooft, heeft die rare zwaan in mijn leven toch enig nut gehad.
(18 maart 2007)
Column afkomstig uit het boek Hans Dorrestijn - 'Dorrestijns vogelgids'