Ik ben een volbloed Europeaan. Ik voel me thuis in de gematigde zones. Ik houd van de seizoenswisselingen. Herfst is heerlijk, op zijn tijd een strenge winter. In landen waar het altijd dertig graden is houd ik het niet uit.
Ik wilde nooit naar de tropen, maar voor straf komen de tropen nu naar mij, naar ons. Altijd mooi weer, altijd - vreselijk. Ik verfoei eeuwig durende hitte. Zelfs al hier straks in Nederland in de Betuwe kolibri's rondzoemen dan zal ik er nog niet anders over denken. Dat je hier als het zo doorgaat op een dag de miereneter tegen kan komen, of de rode neusmier, verandert niks aan de zaak. Ik moet er niet aan denken.
Op een kwaaie dag hangt bij Lunteren de plompe lori in de boom, maar al is het nog zo'n leuk dier, ik wil er niks mee te maken hebben. Dat je bij Velp de paradijsvogel ziet vliegen of dat in de Linge de Kongolese zesbandzalm zwemt, ik wil het niet hebben. Alle genoemde dieren, geschubd, gevleugeld of behaard zijn prachtig, ontroerend, wat niet al, maar ik woon liever in een klimaat waar ze niet thuishoren. Ik heb mijn principes. Ik ga pas naar de tropen als ik alle Europese vissen, vogels en zoogdieren en ook de vlinders gezien heb.
Hier in Europa verlang ik hevig naar de lynx en de bruine beer. Mijn kop loopt om van alle Europese vogels die ik zo graag eens zou willen zien. Zoals de kerkuil, dat is toch niet te veel gevraagd, een kerkuil. Ook op mijn verlanglijstje staan de kwartelkoning, het porseleinhoen, de waterral, de nachtzwaluw (vervalt, heb ik inmiddels veel gezien bij Otterlo), de bonte vliegenvanger.
De rest van mijn leven heb ik nodig voor mijn zoektocht naar nog niet eerder door mij waargenomen vissen, zoals de blauwneus, de beekprik en de bruine dwergmeerval. En wat ik in Nederland ook nooit zag was de gladde slang. Zelfs de adder heb ik hier nog nooit gezien, laat staan de muurhagedis. En zoogdieren. Wat zal ik blij zijn als ik de woelrat een keer in het echt zie, het liefst in Friesland. En in Limburg de verrukkelijke hazelmuis en de al even verrukkelijke eikelmuis.
Ik heb hier nog zoveel niet gezien dat er geen enkele reden is om naar de tropen te gaan. Ik heb in Europa nog handen vol werk aan het rendier en aan de saïga antilope die in de Oekraïne elk ogenblik te voorschijn kan komen en die het uiterlijk heeft van een slaapdronken loketbediende.
Ook al mis ik door mijn houding een ontmoeting met die grappige miereneter of desnoods het koalabeertje, nooit, nee nooit naar Nigeria of Kameroen. Geen Tanzania of Bolivia of Paraguay. Geen Borneo, geen Bali, het is me daar te heet. En ook niet naar Thailand. Ik houd niet van mannen die naar Thailand gaan.