De gewone hamster wordt ook wel veldhamster of Europese hamster genoemd. In Nederland is de soort de laatste jaren vooral bekend geworden onder zijn Limburgse naam korenwolf.
De hamster heeft een oranjebruine vacht met witte vlekken op de kop, hals en nek. De poten zijn wit en de buik is zwart gekleurd met witte vlekken. Van de flank naar de rug wordt de vacht geleidelijker donkerder. Een hamster kan goed graven dankzij zijn tenen met lange nagels, de voorvoet heeft vier tenen en de achtervoet vijf. De staart is erg kort in verhouding tot het lichaam. Een hamster heeft zwarte ogen, grote oren en een kleine roze neus met lange witte snorharen. Jonge dieren zijn bleker van kleur en hebben zijdeachtig lichtgrijs haar in de oorschelpen.
De hamster is oorspronkelijk een steppebewoner, maar hij heeft zich aangepast aan de door de mens geschapen landbouwgebieden met graanteelt. De hamster is gebonden aan een open, agrarisch landschap op leem- of lössgrond, met een lage grondwaterstand (max. 80 cm onder het maaiveld). De hamster leeft met name in graanakkers of percelen met luzerne.
Het verspreidingsgebied van de hamster loopt van West-Europa via Midden- en Oost-Europa tot ver in Rusland. In West-Europa komen in het zuiden van Duitsland en op de grens van Duitsland, België en Nederland enkele geïsoleerde populaties voor. In 2002 werd in Nederland de laatste burcht van een wilde hamster in de buurt van Maastricht gevonden. In datzelfde jaar is met herintroductie begonnen in Zuid-Limburg en in de jaren daarna hebben nog enkele herintroducties plaats gevonden. Dankzij deze herintroducties zijn er inmiddels weer enkele honderden hamsterburchten verspreid over 6 leefgebieden. Bovendien zijn er nog enkele gebieden die geschikt gemaakt zijn en worden. Desondanks is de hamster in Nederland nog altijd ernstig bedreigd.
Hamsters worden gemiddeld 6 maanden oud, in uitzonderlijke gevallen 2 jaar. In gevangenschap kunnen hamsters 4 jaar oud worden.
Natuurlijke vijanden van de hamster zijn roofvogels (in Nederland de buizerd, maar in Oost-Europa met name de rode wouw), vos en kleine marterachtigen (hermelijn, bunzing, steenmarter). Vooral jonge hamsters zijn het slachtoffer. Wanneer een hamster door een vijand verrast wordt, richt hij zich dreigend op. Hierbij probeert hij door het contrasterende kleurpatroon van de onderzijde en zijn felheid een roofdier af te schrikken.
De reden voor de achteruitgang van de hamster moet gezocht worden in de 'verschraling' van het agrarische landschap. Door efficiëntere oogsttechnieken en steeds vroegere oogstdata, krijgt de hamster onvoldoende jongen en kan geen wintervoorraad meer worden aangelegd. Daarnaast zijn allerlei overhoekjes en graften verdwenen, waar de soort onder slechte omstandigheden nog een kans had om te overleven.
Met een aangepast agrarisch beheer (laat of niet oogsten van (delen van het) graan) en het telen van luzerne heeft een hamster echter volop mogelijkheden om te overleven.