Veel karakteristieke planten van de Zuid-Limburgse middenbossen, zoals de bosanemoon, herstellen zich geleidelijk. Dat blijkt uit onderzoek van Karl en Lia Eichhorn die deze vorm van natuurbeheer sinds 1996 in kaart brengen. Begin augustus worden de eerste onderzoeksresultaten van hakhoutbeheer in de Zuid-Limburgse hellingbossen gepubliceerd in het Natuurhistorisch Maandblad van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg.
Eeuwenlang is middenbosbeheer in de Zuid-Limburgse hellingbossen toegepast. Halverwege de twintigste eeuw is deze vorm van hakhoutbeheer echter in onbruik geraakt. Hiermee ging ook de rijke flora in deze bossen sterk achteruit. Daarom voert Natuurmonumenten sinds 1976 weer middenbosbeheer uit in twee hellingbossen van Genhoes.
Met deze vorm van hakhoutbeheer wordt een deel van de bomen tijdens de kap gespaard. Deze zogeheten overstaanders leverden vroeger hout voor de constructie van vakwerkboerderijen en andere gebouwen. De andere bomen en struiken werden als stobben beheerd. Elke vier tot twaalf jaar werden deze gekapt om in de behoefte aan takhout te voorzien. Het grotere takhout werd onder meer gebruikt voor bonenstaken en gereedschap. Het kleinere takhout verdween als brandhout in ovens en kachels. Verder liet men in deze bossen schapen en koeien grazen, werd er eikenschors verzameld voor de leerlooierijen en hield men er bijen voor de honing.
Middenbosbeheer is een arbeidsintensieve en dus kostbare activiteit. Jaarlijks verwijderen boswachters in percelen van 0,3 tot 1 hectare de houtige vegetatie met motorzagen. Sommige opgaande bomen worden daarbij als overstaanders gespaard, het takhout wordt ter plaatse verbrand. Anders dan vroeger vergt dit hoge arbeidskosten, terwijl het hout weinig of geen inkomsten meer oplevert. Hierdoor kan middenbosbeheer nog maar op kleine schaal worden toegepast. Vanwege de onzekerheid over het succes van het middenbosbeheer en de hoge kosten is deze vorm van beheer tussen 1998-2002 zelfs tijdelijk gestaakt. Het onderzoek van Karl en Lia Eichhorn laat zien dat het wel degelijk leidt tot behoud en herstel van de karakteristieke flora. De onderzochte hellingbossen zijn de meest plantenrijke van Zuid-Limburg.