Je hebt twee soorten vakanties. Afgezien natuurlijk van de luie strandvakantie, maar die doet even niet mee. Nummer 1 is de cultuurvakantie. Stedentrips, musea, archeologische opgravingen, dat soort dingen. Nummer 2 is de natuurvakantie. De paden op, de bergen in. Bossen, watervallen, vergezichten. Of, nog beter: vulkanen, gletsjers en woestijnen.
Nou weet ik weinig van de levende natuur, maar doe mij maar vakantie nummer 2. Afgelopen zomer was ik in Californië, en San Francisco is een leuke stad, maar ik ben duizend keer liever in Death Valley dan op de Fisherman’s Wharf. En er is geen museum ter wereld dat kan tippen aan de verstilde pracht van Yosemite National Park of Mono Lake.
Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Misschien herkent u het wel bij uzelf: dat u natuur verkiest boven cultuur. Dat zeg je natuurlijk nooit hardop – voordat je het weet word je voor cultuurbarbaar uitgemaakt. Maar ik schaam me er niet meer voor. Ik weet namelijk waar het door komt.
Het vervelende van cultuur is dat er altijd wat van de toeschouwer verwacht wordt. Belangstelling. Begrip. Waardering. Bovendien is de boodschap vaak selectief. Een native American Indian stelt zich naar een toerist anders op dan naar zijn stamgenoten. Musea tonen zorgvuldig samengestelde exposities. Iedereen doet zijn best om mij te behagen, in de hoop daar wat voor terug te krijgen.
Maar de natuur doet zich nooit mooier voor dan ze is. Ze toont zich in al haar facetten, van spectaculaire rotsformaties tot eindeloze zandvlaktes. Er wordt niets op de voorgrond geplaatst; niets op de achtergrond gehouden.
De natuur is bovendien simpel. Er zijn geen verborgen boodschappen; geen diepere bedoelingen. En wat misschien wel het allerbelangrijkste is: de natuur is onbaatzuchtig. Ze hoeft niets van mij. Het maakt een waterval niet uit of er iemand komt kijken. De ruige kustlijn van de Stille Oceaan is niet ontworpen om de mens te behage. De natuur is er gewoon.
Misschien is dat wel de reden dat er geen lelijke natuur bestaat. Kaal, saai, troosteloos – dat kan allemaal. Maar lelijk? Nee. Natuur is veel te autonoom voor ons esthetisch oordeel.
Toch zijn er ook wel wat kanttekeningen te maken. En op het gevaar af de luisteraars van Vroege Vogels voor het hoofd te stoten: die hebben vooral betrekking op de levende natuur. Naaldbomen ontnemen mij het uitzicht op de bergen. Vogels schijten de rotsen aan de kust vol met stinkende poep. Muggen en mieren hadden nooit uitgevonden mogen worden.
Bij gebrek aan betaalbare vakantietripjes naar de maan of naar Mars staat de Atacama-woestijn in het noorden van Chili bij mij dan ook met stip op nummer één. Te droog en te hoog voor vrijwel elke vorm van leven. En een fenomenale sterrenhemel bovendien. Hoog tijd om daar weer eens heen te gaan.
En nee, u mag niet mee om mijn koffer te dragen. Geen betere manier om van de overweldigende pracht van onze planeet te genieten dan helemaal in je uppie. Gezellig koffie drinken en bijkletsen – dat doen we wel weer een keer in het een of andere museum.