Je kunt het zo gek niet bedenken, of het bestaat of heeft ooit al eens bestaan. Wat mij betreft is dat een hoofdwet van de biologie. Een wetenschap die maar weinig echte wetten en regels kent. En de wetten of regels die er zijn – de Wet van Dollo of Regel van Bergmann – gaan vaak niet helemaal op. Of zijn er zoveel uitzonderingen op, dat dit de regel eerder ontkracht dan bevestigt. Het zit altijd net iets anders dan biologen eerder dachten.
Ik prijs me dan ook zeer gelukkig te werken bij Bionieuws, het tweewekelijkse vakblad voor biologen, dat onder meer probeert interessante nieuwe inzichten uit de wetenschap op te diepen, een beetje op te poetsen en door te geven. Soms krijgen we die ontdekkingen op een presenteerblaadjes, maar leuker is het om ze op te diepen uit de krochten van de wetenschap.
Uit een van de duizenden specialistische biologische tijdschriften die verschijnen: met prachtige titels als Tree Physiology, Journal of Pest Science of Apidologie. Als je binnen zo’n tijdschrift aan een paar draadjes begint te trekken, zit je voor je het weet op het spoor van bizarre biologische verschijnselen. Neem nou, het tijdschrift voor diertaxonomen Zootaxa dat 17 februari de ontdekking meldde van een nieuwe soort insectenetende soort buidelmuizen van het geslacht Antechinus in Oost-Australie. Een soort die net als zijn naaste verwanten aan suïcidale voortplanting blijkt te doen. Iets wat een Amerikaanse evolutiebioloog ooit de mooie term semelpaar meegaf. Mannetjes paren maar een keer met vrouwtjes, maar dan wel in een zo’n langdurige – tot 14 uur durende – uitputtende orgie, dat de mannetjes het niet overleven en er dood bij neervallen.
De Amerikaanse evolutiebioloog Jared Diamond beschreef het verschijnsel ooit liefdevol als ‘Big-bang reproductie’. Het komt algemeen voor bij planten, al benoemen botanici dat anders: monocarpie. Verder vindt je het hier en daar in het dierenrijk: met als icoon de Pacifische zalmen die massaal sterven na het paaien. Bij zoogdieren is Big-bang seks vooralsnog alleen bekend bij mannetjes van vier groepen insectenetende buideldieren. Antechinus-buidelmuizen zijn hiervan het best onderzocht. Vorig jaar publiceerde Australische evolutiebiologen in het tijdschrift PNAS zorgvuldige metingen aan copulatieduur, scrotumgrootte, sterfte en duur van het paarseizoen van deze buidelmuizen. Vooral een kort paarseizoen en relatief grote zaadballen bevorderen zelfmoordparingen.
De vrouwtjes buidelmuizen bekorten steeds het paarseizoen door hun paringsbereidheid nauwgezet op een dag te synchroniseren en promiscue gedrag te vertonen. Zo bevorderen ze spermacompetitie, want hoe beter en actiever het zaad hoe meer kans op nageslacht. De mannetjes gaan op die Big-bang dag massaal erop én eronder. Allemaal heel logisch volgens wat ik de Wet van Fisher & Blomberg wil noemen. Een Wet die zie zich nog strik beperkt tot wat obscure buideldiertjes. Biologen zien de mens als strikt interopaar – in staat tot herhaald paren – al is er vast ook weer een uitzondering op deze regel.