Op de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Vrienden van het Gooi in 2006 hield Frans Evers een rede getiteld 'Natuur en cultuur in Nederland: verschillend of hetzelfde'. Het gedeelte dat handelt over de overkoepeling van cultuur- en natuurorganisaties wordt hier integraal overgenomen.
Frans Evers was tot vier jaar geleden directeur van Natuurmonumenten, daarvoor was hij (o.a.) directeur-generaal van de Rijksgebouwendiens en voorzitter van Vogelbescherming Nederland. Tegenwoordig is Evers adjunct professor aan de Universiteit van Tilburg.
"Alle erfgoedorganisaties moeten één vereniging vormen.
In het recente artikel van Theo Toebosch in NRC-Handelsblad worden hierover verschillende gedachten ontwikkeld. Los van de vraag wie nu wat heeft bedacht: ik zou vinden dat alle monumentenbezittende particuliere organisaties, of dat nu groene of gebouwde monumenten zijn, samen de 'National Trusts' van Nederland moeten vormen, zoals dat ook in sommige andere landen is gebeurd.
Wat zijn nu de kansen dat om te beginnen bijv. de vereniging Hendrik de Keyzer, Natuurmonumenten en de Landschappen zo'n vereniging vormen?
Waarom is er eigenlijk niet al lang zo'n organisatie in Nederland, een overkoepelend cultuur- en natuurverband?
1.
In de eerste plaats is het voor het publiek niet vanzelfsprekend dat gebouwde monumenten die particulier eigendom zijn, door de zorg van leden of donateurs in stand moeten worden gehouden als ze in verval raken. Monumentenzorg is in dit land altijd een kwestie van subsidies en overheid geweest. Monumentenclubs hebben weinig leden.
Dat ligt anders met gebouwen op landgoederen en natuurgebieden met een herkenbare relatie met de natuur. In die gevallen kan er veel meer, omdat de zorg van de eigenaar-/natuurbeschermingsorganisatie zich dan als vanzelfsprekend ook met het gebouwde kan bezighouden. Maar hoewel dat in de ogen van publiek/leden zo is, gaat dat lang niet altijd op intern in de organisatie. Vaak wordt in de natuurbescherming het gebouwde als een aanslag op de natuur gezien en ziet men dikwijls zijn kans schoon dat af te breken. Zo ontstonden conflicten in de Graafschap tussen Natuurmonumenten en andere organisaties. Er zo verdween ook de theekoepel van het eiland van Hilverbeek. De aankoop van het landgoed De Haar werd door de buitenwereld en de leden toegejuicht, maar intern was daarvoor heel wat massage nodig.
2.
De meeste Natuurbeschermingsorganisaties hebben goed begrepen dat we in een tijd leven waarin emotie en onderbuikgevoelens voor veel beslissingen, zoals lidmaatschap of donaties, beslissend zijn.
Daarvan kunnen (en moeten) ook ledenwerving en marketing het hebben: dus de aaibaarheid van zeehonden als succesvolle basis voor massale steun aan Lenie 't Hart met haar zeehondencrêche, de 'feel good' campagnes van het WNF en ook de wijze van benaderen van het publiek door Natuurmonumenten in de jaren negentig om mensen persoonlijk te raken met 'mooi Nederland'. Tussen 1996 en 2002 meldden zich bijv. 60.000 nieuwe leden per jaar bij Natuurmonumenten, op basis van een regelmatige aanwezigheid op de Tros televisie en met goedvallende activiteten elders in de pers.
Dan blijkt er een groot verschil tussen deze natuurorganisaties en de cultuurwereld te zijn, waarin vooral inhoudelijke deskundigen het te vertellen hebben en minder rekening wordt gehouden met marketingkennis over de potenties van het grote publiek als drager van de beschermingsgedachte. Theo Toebosch analyseert in zijn artikel dat het ook niet eenvoudig is om de adellijke types uit de wereld van de monumentenbescherming, en de 'rooie jongens' van de natuurorganisaties bij elkaar te brengen en te houden. Ik geloof dat argument niet, ook al omdat de oorsprong van de beide maatschappelijke stromingen gelijk is. Namelijk: toch de bovenlaag van de samenleving, vroeger economisch bepaald, nu meer door opleidingsniveau. In de natuurbescherming vind je tegenwoordig alle prtijen, alle geloofsrichtingen, alle maatschappelijke posities, maar vooral mensen die door opleiding meer toekomstgericht denken.
3.
Wellicht is het meest onderscheidend tussen de beide typen organisaties het belang van communicatie naar de (potentiële) achterban. Nodig is dus dat he als organisatie laat zien dat je resultaat bereikt, dat je verwachtingen waarmaakt: een goed nieuws show kunt brengen. Mensen willen ervaren dat ze bij een succesvolle club (willen) horen. Als het ledental daalt, geeft dat een verliezersindruk en zet dat nog jaren door. Foster Parents Plan is daarvan een dramatisch voorbeeld.
Laat ik een inzicht met u delen: besturen willen altijd dat je jongeren gaat werven. Maar jongeren bereik je voor de natuurbescherming alleen als ze jonger zijn dan 11 à 12 jaar (met Ko de Boscwachter mee erop uit etc.), maar rond de puberteit raak je het overgrote deel weer kwijt en moet je weer wachten tot ze zelf jonge kinderen hebben. Kennis van de markt voorkomt dat je je middelen verkeerd inzet en je hebt veel middelen nodig.
Bij Natuurmonumenten hebben we geleerd hoe belangrijk communicatie is en besteden we er relatief veel geld aan (vele miljoenen per jaar).
4.
Het weerwerk uit de hoek van de cultuurwereld tegen de oprukkende industrieterreinen en wegen is van te gering gewicht. Ook traditionele organisaties als Natuurmonumenten en de Landschappen weren zich in hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. De cultuurorganisaties hebben zich te weinig in het bredere maatschappelijke debat laten zien. In het hele land, maar vooral ook in het Gooi wordt het belang van de
afwezigheid
van bedrijventerreinen onvoldoende als pluspunt onderkend. Dit gegeven bepaalt in hoge mate de kwaliteit van de leefomgeving en de huizenprijzen.
Uit onderzoek in de jaren negentig bleek dat woningen in het Gooi samen 13 miljard gulden meer waard zijn dan woningen elders in het land! Toen de Rabobank en de Kmer van Koophandel pleitten voor meer bedrijventerreinen in het Gooi, kwam er onmiddellijk een economisch onderbouwd weerwoord van Natuurmonumenten. Van dat plan is nooit meer iets gehoord, ook al heb ik toen niet gezien dat andere (cultuur-) organisaties meteen van leer trokken.
Tegen de achtergrond van dit alles mag de vraag worden gesteld of het dus vanzelfsprekend goed gaat als natuur en het daarop gebouwde in handen van natuurbeschermers wordt gesteld. Net als in de gebouwde monumentensfeer is de vraag aan de orde: Conserveren of Vernieuwen?
Bomen laten liggen en publiek weghouden van interessante plekken als natuurontwikkeling kan niet als het om landgoederen gaat vind ik. Soms is daardoor een landgoed in handen van een natuurorganisatie er slechter aan toe dan bij een particuliere eigenaar. Het cultuurgoed van het aangelegde landschapspark wordt dan verkwanseld. Met allerlei waanideeën, voortkomend uit een rabiate 'terug naar de oernatuur'beweging, die ook met de weidevogels korte metten zou maken. Ik stoor mij nog regelmatig aan de strijd tussen de rekkelijken en de preciezen in de natuurwereld, wanneer ik zie hoe prachtige Amerikaanse eiken en majestueuze douglassparren zijn omgehakt vanuit een verachting voor alles wat niet oorspronkelijk in Nederland hoort te zijn.
Men vergeet dan dat landgoederen in de eerste plaats cultuurmonumenten zijn, voortkomend uit de wens van rijken om de aangenaamst mogelijke leefomgeving te scheppen. Het cultuurgoed van de buitenplaatsen in het Gooi dient met de krachtigst mogelijke middelen tegen natuurvandalisme te worden beschermd. En tegelijkertijd is er ruimte voor vernieuwing en versterking: zo wil Staatsbosbeheer een groene ontwikkelaar worden; geen productiebossen meer maar integratie van natuurbescherming en toeristische ontwikkelingen stimuleren. Een moeilijke omschakeling, maar wel maatschappelijk noodzakelijk.
Met rood (bouwen) voor groen kunnen ook vrijkomende agrarische gronden vernieuwend worden benut, eventueel door 'landgoedwonen' ook voor jonge mensen te realiseren. Natuurmonumenten is actief partner in een nieuwe heerlijkheid bij Kortenhoef, ik hoop van harte dat binnenkort het eerste graafwerk zal plaatsvinden En dan rood als kwaliteitstoevoeging: bouwen in het Gooi op een manier alsof het er altijd zo geweest is.
Samenvattend
Er is dus een groot gat in vele opzichten tussen organisaties die zich inzetten voor het behoud van de natuur en die van de gebouwde omgeving. De mensen in de organisaties, de doelstellingen, de maatschappelijke positie van de organisaties, conservatief of vooruitstrevend/ontwikkelend, aantal en identiteit van de achterban en tenslotte de financiering.
Er is in het belang van de leesbaarheid van onze geschiedenis en de leefbaarheid va onze omgeving alles voor te zeggen om daar wat aan te doen. Een gemeenschappelijke nieuwe organisatie met behoud van eigen identiteit van de deelnemers, zou wel eens het beste antwoord kunnen zijn. Daarbinnen kun je dan proberen onnodige verschillen en tegensellingen op te ruimen. Samen kan men een maatschappelijke beweging opzetten die er in de politieke besluitvorming toe doet."