Eigenlijk is het niet zo verrassend dat de gierzwaluw (
Apus apus)
familie is van de kolibrie: hij doet zo'n beetje alles in de lucht. Eten, slapen, paren, behalve nestelen. In tegenstelling tot veel andere vogelsoorten maken gierzwaluwen hun nest in Nederland het liefst dicht bij de mens. Helaas gaat dat niet altijd goed...
Gierzwaluwen zijn eigenlijk Afrikaanse vogels. In de zomer vliegen ze naar Nederland om te broeden. Na een verblijf van ongeveer drie maanden vliegen ze weer terug.
Dat broeden doen ze onder dakpannen, in smalle kieren onder dakgoten en in speciale nestkasten. Ze zijn zeer plaatstrouw: jarenlang gebruiken ze hetzelfde nest (maximaal waargenomen is 13 jaar lang).
Een groot gevaar voor gierzwaluwen zijn geïsoleerde daken. Ze kunnen hun oude nestplaats niet meer bereiken omdat die is afgedekt of opgevuld. Door isolatie kan bovendien de temperatuur onder dakpannen op warme dagen oplopen tot 60 à 70 graden Celsius.
Als het zo warm wordt kunnen de oudervogels het nest wel ontvluchten, maar de jonge vogels kunnen nog niet vliegen en vallen op de grond. Daar worden ze niet meer gevoerd door hun ouders en verhongeren of vallen ten prooi aan katten of roofvogels.
Het beste is dus een nestkast of -steen die hangt op een plek uit de volle zon. Een gierzwaluw vervuilt nooit de muren van een woning, zoals de huiszwaluw en
de boerenzwaluw wel doen.