De Filippijnse krokodil (
Crocodylus mindorensis
) heeft het zwaar. Het is inmiddels de meest bedreigde krokodil ter wereld. In de jaren ’60 was het beest bijna uitgeroeid voor hun leer. De krokodillen die de stroperijen overleefden, lijden onder de vernietiging van hun leefgebied. Leidse wetenschappers proberen nu met de plaatselijke bevolking de soort terug te halen van de afgrond. En met succes!
In 1998 waren er nog ongeveer 100 Filippijnse krokodillen over. In het noordelijkste gebied van de Filippijnen, Lazon, vonden onderzoekers in 1999 een babykrokodil. Het Instituut voor Milieuwetenschappen van de Universiteit van Leiden voegde de krokodil toe aan haar takenpakket: het beschrijven en behouden van de biodiversiteit in het gebied.
Krokodillen hebben in de Flippijnen een slechte reputatie. Dit komt door de gevaarlijke zeekrokodil (Crocodyllus porosus). De Filippijnse krokodil doet echter geen mens kwaad, of hij moet in het nauw gedreven worden. De wetenschappers proberen dan ook de reputatie te veranderen. De mede door hen opgerichte stichting Mabuwaya ( ‘leve de krokodil’) verspreidt posters en kalenders waarop staat dat de Filippijnse krokodil iets in om trots op te zijn!
De stichting werkt nauw samen met de plaatselijke bevolking. Zo worden er afspraken gemaakt: geen landbouw bij de rivieren, geen visvangst met elektriciteit en dynamiet en geen krokodillen eten. Veertig procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens en is hard op zoek naar eten. Toch blijken de mensen geïnteresseerd in de biodiversiteit in het gebied. Ze merken het ook meteen als het gebied vervuild raakt; de visvangst neemt af.
Het project vraagt niet aan de boeren om land af te staan, maar maakt de boeren zelf verantwoordelijk voor de natuur. Soms helpt het om waterputten te slaan, zodat mensen geen krokodillen meer tegenkomen. Inmiddels bestaat de populatie in Lozan uit veertig exemplaren, er is een toename te zien. Langzaamaan gaat het beter met de Filippijnse krokodil die op het punt stond om uit te sterven.