Europese lucht schoner, ozon en fijn stof nog steeds probleem
• 23-11-2007
• leestijd 2 minuten
De uitstoot aan luchtverontreiniging in Europa is in de afgelopen 15 jaar aanzienlijk verminderd. Het beleid van de Europese Unie heeft vooral de vervuiling door de elektriciteitsproductie, de industrie en het wegverkeer teruggebracht. De luchtkwaliteit is daardoor sterk verbeterd. Een uitzondering vormen ozon en fijn stof. Deze stoffen komen nog steeds voor in concentraties die liggen boven de luchtkwaliteitsdoelstellingen.
Het rapport 'Air Pollution in Europe, 1990-2004' beschrijft de uitstoot, concentraties en mogelijke nadelige effecten van luchtverontreiniging in Europa over de periode 1990-2004. Dit rapport werd opgesteld door het European Topic Centre on Air and Climate Change in opdracht van het Europese Milieu Agentschap (EEA).
De emissie van luchtverontreinigende stoffen in de 32 EEA-lidstaten is sterk afgenomen sinds 1990. Het EU beleid om de uitstoot in de elektriciteitssector, industrie en het wegverkeer te beperken, heeft hier in belangrijke mate toe bijgedragen. De gemeten concentraties van fijn stof en ozon zijn echter sinds 1997 nauwelijks gedaald. Dit komt onder meer door veranderingen in meteorologie en een toename van vervuiling afkomstig uit landen buiten Europa.
Het rapport geeft aan dat 25-45% van de Europese stadsbevolking in de periode 1997-2004 is blootgesteld aan concentraties van fijn stof (PM10) boven de EU-grenswaarde voor daggemiddelde concentraties. De hoogste concentraties worden gemeten in België, Nederland, Luxemburg, Polen, Tsjechië en Hongarije. Ook in de Povlakte en in Zuid-Spanje komen hoge concentraties voor. 20-30% van de stadsbevolking woont in steden waar de EU-streefwaarde van ozon wordt overschreden. De streefwaarde van ozon ter bescherming van landbouwgewassen en bossen wordt in grote delen van Centraal- en Zuid-Europa overschreden. De blootstelling van mensen aan zwaveldioxide, koolmonoxide en lood is sterk afgenomen.
De blootstelling van ecosystemen aan verzurende depositie is afgenomen in geheel Europa, zij het meer in het noordoosten en zuidoosten dan in het westen van Europa. De vermestende depositie is minder sterk afgenomen. De schatting is dat in 2004 nog steeds 50% van de natuur was blootgesteld aan een te hoge stikstofbelasting.