Etappe 6: Flevoland
• 14-10-2014
• leestijd 2 minuten
De zesde aflevering van deze zomerserie brengt ons naar Flevoland, de laatste provincie van Nederland. Nergens is de nul meterlijn beter zichtbaar dan langs dit traject. We lopen langs
het Markermeer en Lepelaars- en Oostvaardersplassen.
Oostvaardersplassen7200 hectare wilde natuur. Moerasgebied van ongekende grootte en rijkdom omzoomd door bossen en vlaktes. Beroemd vanwege de vogelrijkdom, bekend door de honderden runderen, paarden en edelherten die de vlaktes van deze Nederlandse Serengeti begrazen.
Nieuwe land en volop ‘nieuwe natuur’
Bij de drooglegging van Zuidelijk Flevoland was er één stukje land dat lager lag dan de rest en onder water bleef staan. Het had de bestemming industrieterrein en de verdere ontginning kon daarom wel even wachten. De landbouwgebieden hadden namelijk de hoogste prioriteit. In het natte slik ontwikkelden zich echter in razend tempo bijzondere vegetaties. De eerste jaren zag het gebied knalgeel van de moerasandijvie, gevolgd door riet en wilgen, die massaal in de natte kleigrond kiemden. Niet alleen planten maar ook veel vogels kwamen op de ongerepte natuur af. Moerasvogels zoals bruine kiekendief en baardmannetje broedden er na een paar jaar al in zo grote getalen, dat de Oostvaardersplassen als brongebied kon gaan fungeren. Tal van kleinere moerassen in West-Nederland werden in de jaren daarna weer bevolkt.
Als we de natuurlijke ontwikkeling zijn gang laten gaan, zal ieder stukje grond in Nederland uiteindelijk begroeid raken. Ook in de Oostvaardersplassen zou dat het eindstadium zijn, ware het niet dat de grauwe gans het gebied ontdekte. Deze grazers onder de vogels zijn verzot op wortels van riet. Ieder najaar komen er ganzen vanuit heel West-Europa naar Flevoland om de verse uitlopers op te eten. Samen houden zij het areaal riet binnen de perken. Zo blijven er voldoende open terreinen, waar wad- en watervogels dan weer voedsel kunnen zoeken. Zodra de wilgen, die in de beginjaren waren gekiemd, groot genoeg waren, vestigden zich grote kolonies aalscholvers en reigers. Ook roofdieren, zoals de vos, bunzing en hermelijn profi teerden van de rijk gedekte tafel, vol met vogels en muizen. Zo ontwikkelde zich in de Oostvaardersplassen binnen 10 jaar een rijk ecosysteem, dat zich ook nog eens zonder hulp van de mens in stand bleek te houden. Deze snelle ontwikkelingen laten zien dat bijzondere natuur zich ook vanuit een maagdelijk terrein kan ontwikkelen. Om de natuur in Nederland te herstellen, hoeven we ons dus niet te concentreren op de bestaande natuurgebieden. Ook in niet-natuurgebieden liggen volop kansen. De Oostvaardersplassen hebben de Nederlandse taal ook verrijkt met begrippen als ‘natuurontwikkeling’ en ‘nieuwe natuur’. Vanuit deze filosofie is ook het idee geboren om een ecologische hoofdstructuur op te zetten. Maar liefst 200.000 ha overtollig geworden landbouwgrond zal de komende 10 jaar worden omgezet in nieuwe natuur.
Bron: Vroege Vogelspad