‘Wat is je favoriete dier?’ is een vraag die te pas en onpas wordt gesteld. Dat gevraag begint al op de peuterschool en het houdt daarna nooit meer op. Maar waar op jonge leeftijd dieren als ‘dolfijn’ en ‘tijger’ nog gewoon meedoen, lijken volwassenen nog maar uit twee soorten te kunnen kiezen: hond of kat.
Bijna iedereen vindt zichzelf wel een ‘hondenmens’ of ‘kattenmens’. Of allebei, waarmee we duidelijk willen maken dat we niet in een vakje willen worden gestopt. Want in een vakje ga je, zodra je een voorkeur kenbaar maakt. Conclusies worden getrokken waar je bij staat.
Een hondenmens wil erbij horen en hunkert naar aandacht en bevestiging. Desnoods van zijn hond, die altijd blij is hem te zien. Hondenmensen praten in het park met andere hondenmensen en ze stemmen rechts. Kattenmensen zitten liever alleen thuis op de bank met de poes op schoot. Als poes zin heeft, tenminste. En mocht ze geen zin hebben, dan nemen ze dat niet persoonlijk op - kattenmensen staan daarboven. Overigens: communiceren doen kattenmensen vooral via internet en ze stemmen links.
Mezelf beschouw ik noch als honden- noch als kattenmens. Dieren zijn me lief, maar ik vind ze gewoon niet allemaal even leuk. Ik heb geweldige honden ontmoet, maar ook truttige aanstellers en griezels met een kort lontje. Sommige katten vind ik kanjers, maar er zitten ook wildplassende randgroepjongeren tussen die ik sissend, met wijde armgebaren mijn tuin uitjaag.
Katten en honden zijn individuen, net als mensen. Het kan klikken, of niet. Eigenlijk geldt dat voor alle dieren.
Behalve voor kippen. Ik heb nog nooit een vervelende kip ontmoet. Ze zijn met weinig tevreden en je krijgt er zoveel voor terug. Eitjes, gescharrel en getokkel in de achtertuin, schattige kuikens en halve haantjes.
Tien jaar lang hadden we kippen, maar we doen het nu al een poos zonder. En ik mis ze. Als ik de achterdeur opendoe en er geen kip te bekennen is. Als ik schillen en restjes brood in de container gooi, die daar nou nooit eens heel enthousiast op reageert. Als de eieren op zijn en de supermarkt ver weg. Als het onkruid tussen het grind in bloei staat.
Kippen. U zult er van mij geen kwaad woord over horen. Nooit. Dus als ik dan toch iets moet zijn, dan ben ik graag een kippenmens. Denk er het uwe van. Ik heb er vrede mee.