Esther Ouwehand wil vechten voor dieren

Esther Ouwehand is de politiek in gegaan omdat zij vond dat het dierenwelzijn zo goed als genegeerd werd in het parlement. Dat schrijft zij in haar biografie op de website van de Tweede Kamer. Ze zit sinds 2006 voor de Partij voor de Dieren (PvdD) in de Kamer.

Zij wil vechten voor dieren ,,omdat de manier waarop we nu met dieren omgaan niet alleen rampzalig is voor de dieren zelf, maar ook voor mensen, de natuur en het milieu''.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 stond Ouwehand tweede op de lijst van de Partij voor de Dieren en veroverde daarmee een van de twee zetels. Ze wilde doorvechten en was ook kandidaat voor de komende verkiezingen, maar dat was niet wat lijsttrekker Marianne Thieme voor zich zag. Op de voorlopige kandidatenlijst ontbrak de naam van Ouwehand, tot groot ongenoegen van veel partijleden omdat zij vinden dat zij het goed heeft gedaan. De leden op het partijcongres, zondag bijeen in Ede, kozen ervoor Ouwehand weer op de tweede plaats te zetten op de lijst.

Esther Ouwehand werd op 10 juni 1976 in Katwijk geboren. Na een baan in de tijdschriftenuitgeversbranche raakte zij in oktober 2002 betrokken bij de Partij voor de Dieren. Zij laat zich onder andere inspireren door Mahatma Ghandi, omdat ,,hij de noodzaak inzag om oog te hebben voor dieren. De mate van beschaving van een samenleving is af te lezen aan de manier waarop zij omgaat met de allerzwaksten''. Ouwehand is vooral geïnspireerd door de uitspraak van Ghandi: eerst word je genegeerd, daarna uitgelachen, vervolgens bevochten, maar uiteindelijk win je.

De politica kan nu mogelijk haar werk voortzetten, als de partij genoeg zetels haalt. Er is nog veel te doen. Zo wil ze bereiken dat kinderen goed onderwijs krijgen over dierenwelzijn, natuur en milieu. Nu weten veel kinderen niet waar hun eten vandaan komt. Melk en vlees komen uit de fabriek, denken veel kinderen. Ouwehand vindt dat zij moeten leren op een respectvolle manier met dieren, natuur en milieu om te gaan en hoe belangrijk deze drie zijn.

Bron: ANP