Het Greenpeace-schip de Esperanza is onderweg om hulp te bieden aan de Nisshin Mauru, het moederschip van de Japanse walvisvloot, waarop eerder deze week brand uitbrak. Greenpeace heeft aangeboden om het fabrieksschip weg te slepen uit het walvisreservaat en het ongerepte Antarctische natuurgebied, waar onder meer de grootste kolonie Adelie-pinguïns ter wereld leeft. Het Japanse schip heeft meer dan 1000 ton olie aan boord.
De Esperanza maakt zich op om het getroffen Japanse walvisjagersschip de Nisshin Maru weg te slepen om zo een potentiële milieuramp in het zuidpoolgebied te voorkomen. Het bevindt zich op 100 nautische mijlen van de pinguïnkolonie.
Greenpeace heeft de Japanse vloot toegezegd om de bemanning op elke mogelijke wijze te helpen. Als het nodig is doen we ook een risico-analyse voor het milieu.
Een bemanningslid van de Nisshin Maru wordt nog vermist. Het ministerie van visserij van Japan heeft de hulp van Greenpeace geweigerd. "Onze eerste gedachten gaan uit naar het vermiste bemanningslid en de rest van de mensen aan boord van het schip. Dit is niet het juiste moment voor politieke spelletjes vanachter een bureau in Tokyo", zegt Karli Thomas, expeditieleider aan boord van de Esperanza. "Dit is een menselijke tragedie en een potentiële milieuramp. We hebben een verplichting om te helpen en er bestaat een juridische verplichting voor de eigenaren van de Nisshin Maru om hulp te accepteren", voegt Thomas toe.
De overheid moet geen geld steken in een nieuw schip of de reparatie van dit fabrieksschip. Deze tragedie moet het eindpunt zijn van de afschuwelijke walvisjacht.