Ernstige gevolgen als uitstoot broeikasgas niet binnen 10 jaar daalt
• 19-11-2007
• leestijd 3 minuten
Ernstige gevolgen van klimaatverandering zijn alleen nog te beperken als de mondiale uitstoot van broeikasgassen binnen ongeveer 10 jaar gaat dalen, in plaats van verder te stijgen. Dat blijkt uit het zojuist verschenen Synthese rapport van het VN klimaatpanel (IPCC). Dit rapport is een samenvatting van de belangrijkste boodschappen uit de drie rapporten die deze organisatie in de loop van dit jaar uitbracht.
Het Syntheserapport komt uit aan het eind van een jaar met een wereldwijd groeiende erkenning van de ernst van het klimaatprobleem. In december ontvangen het IPCC en Al Gore de Nobelprijs voor de vrede en is er een belangrijke klimaatconferentie op Bali. Deze conferentie, waarin de resultaten van het syntheserapport zullen worden ingebracht, moet de weg vrij maken voor onderhandelingen over een nieuwe internationale overeenkomst na het aflopen van het Kyoto protocol in 2012.
- Het Syntheserapport geeft een overzicht van alle mogelijke gevolgen van een ongeremde groei van de uitstoot van broeikasgassen. Deze veroorzaakt een verdere toename van de wereldgemiddelde temperatuur, zeespiegelstijging, en veranderingen in neerslag- en windregimes. Deze leiden op hun beurt tot:
Afsterven van koraalriffen, verdwijnen van wetlands in kustregio's, grootschalig uitsterven van soorten - Wijd verspreide afname van de landbouwproductiviteit , toename van water - en voedselschaarste voor honderden miljoenen mensen in ontwikkelingslanden
- Toename extreme weersomstandigheden, leidend tot overstromingen door rivieren , hittegolven, droogtes, bosbranden
- Zwaardere tropische cyclonen
- Miljoenen mensen in laaggelegen gebieden aan zee blootgesteld aan overstromingen
- Risico's op onomkeerbare veranderingen op zeer lange termijn, zoals het smelten van de ijskap op Groenland en de daarmee gepaard gaande zeespiegelstijging van 7 meter
Nederland en de EU spelen een voorhoederol in het stellen van doelen en het nemen van maatregelen voor vermindering van de uitstoot van broeikasgassen om de gevolgen daarvan zo veel mogelijk te beperken. De daarvoor benodigde wereldwijde daling van de uitstoot van broeikasgassen met 50-80% in 2050 ten opzichte van 2000 vereist dat ook alle andere landen bereid moeten zijn in internationaal verband maatregelen te nemen. Dat geldt in de eerste plaats de VS maar ook voor de sterk groeiende economieën in ontwikkelingslanden. Wereldwijd zijn forse emissiereducties nodig. Om de temperatuurstijging te beperken tot 20 oC moet volgens IPCC binnen 10 jaar de mondiale stijging van de uitstoot van broeikasgassen zijn omgezet in een daling. In Nederland en de EU als geheel lijkt hier nu een begin mee gemaakt. Wereldwijd zijn maatregelen technisch mogelijk en lijken ze, afhankelijk van de verdeling van de kosten, betaalbaar te zijn.
Het werkprogramma 'Schoon en Zuinig' van het kabinet is erop gericht om in Nederland substantieel bij te dragen aan deze doelstelling en heeft als ambitie om in 2020 30% lager uit te komen met de nationale emissies. Hiertoe wordt het tempo van energiebesparing fors verhoogd van 1% per jaar naar meer dan 1,5% per jaar. Ook het aandeel hernieuwbare energie moet omhoog naar 20% in 2020 (EU-ambitie). De realisatie van de Nederlandse doelstelling is echter ook sterk afhankelijk van besluitvorming en voortgang van beleidsmaatregelen in de EU.
Het Syntheserapport concludeert ook dat een groot deel van de mogelijkheden om die vermindering van de uitstoot te realiseren in ontwikkelingslanden ligt. Discussies over de opvolger van het Kyoto protocol gaan dan ook onder andere over de uitbreiding van de mogelijkheden voor vergroening van de investeringen in energieopwekking, industrie en de gebouwde omgeving in ontwikkelingslanden. De meeste landen onder het VN klimaatverdrag vinden dat het bestaande Clean Development Mechanism, waaronder emissiereductieprojecten in ontwikkelingslanden worden uitgevoerd, ook in een toekomstig verdrag moet worden gehandhaafd. Wel zijn betere garanties voor de effectiviteit en betere toegankelijkheid nodig voor de armere ontwikkelingslanden. Dit is voor Nederland belangrijk, gezien het beleidsvoornemen een deel van de gestelde doelen te halen door emissiereducties in het buitenland. Omdat klimaatverandering een probleem op wereldschaal is, maakt het voor het toekomstige klimaat namelijk niet uit waar emissieverminderingen gerealiseerd worden.
Nederland heeft relatief gezien veel financiële, technische en institutionele mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, en eveneens om ons aan te passen aan de mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Dit is anders in ontwikkelingslanden die bovendien dikwijls veel kwetsbaarder zijn voor droogte, overstromingen en extreme weersomstandigheden. De discussies over het toekomstige internationale milieubeleid gaan ook over de financiering van en kennisoverdracht voor adaptatie in ontwikkelingslanden. Voor Nederland, als belangrijke kennisleverancier op het gebied van waterbeheer, zijn ook hier mogelijkheden om bij te dragen aan duurzame antwoorden op het wereldwijde klimaatvraagstuk.