Ik loop in het bos met gespitste oren, gewapend met verrekijker en camera. Ik hoor en zie alles. Niets mag me ontgaan. Zo loop ik urenlang.
Opeens hoor ik een bijzondere vogel zingen. Judelieko-judelieko, klinkt het melodieus door het bos. Ik ben een ervaren vogelaar, maar deze vogel hoor ik voor het eerst. Dat weet ik heel zeker. Inwendig stijgt een gejuich op. Het moet een zeer zeldzame vogel zijn, een in Nederland onbekende zwerfgast.
De foto die ik ga maken van mijn unieke gevederde vriend zal ongetwijfeld in alle vakbladen prijken. Ik ben geen academisch geschoolde bioloog, maar dankzij deze spectaculaire waarneming zullen beroepsornithologen mij eindelijk serieus nemen. Zij zullen aan mijn lippen hangen en me smeken om mijn verhaal voor de honderdste keer te vertellen.
Behoedzaam tuur ik door mijn camera in de richting van het unieke gezang. Opnieuw klinkt het ragfijne melodietje: judelieko-judelieko. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ja, er is geen twijfel mogelijk: de zeldzame vogel moet in of bij die dikke beuk zitten, zo’n 8 meter bij me vandaan. Geluidloos sluip ik naar de boom toe. Geen indiaan zou me kunnen overtreffen. Ik nader de kolossale beuk, nog 4 meter, nog 2 meter.
‘HALLO?’ roept iemand vlakbij. ‘HALLO?’
Ik schrik me lam. Achter de boom zit een man die zijn mobiele telefoon tegen zijn oor houdt. Hij ziet me gelukkig niet eens, zo verdiept is hij in het telefoongesprek.
Wat ik had gehoord, was geen zeldzame vogel, maar de ringtone van een mobiele telefoon.