Elsbeth Etty: Boekenweek op het Pieterpad
• 27-03-2011
• leestijd 3 minuten
Het was Boekenweek en ik moest in Groningen zijn voor een debat over biografieën Wie zonder auto vanuit de Randstad in Groningen komt spreken, mag kiezen: of om tien uur de laatste trein terug nemen of gebruik maken van een hotelovernachting. Als het lente is en je kunt er een paar wandeldagen aan vastknopen, dan kies je natuurlijk voor het laatste.
We kwamen terecht op het Good Old Pierpad en daar werd ik, terwijl overal om mij heen nieuw leven juichend tevoorschijn sprong, behoorlijk weemoedig van – ondanks het prachtige weer en ondanks de kalfjes die aan onze vingers sabbelden, de ooievaars die ons klepperend begroetten, de blikkerende zon in de Hoornse Plas en de uitbottende bomen en struiken.
Van het Pieterpad-wandelboekje hadden we een sterk verouderde 4de druk bij ons, waardoor we voortdurend verdwaalden. Maar dat was niet de reden van mijn weemoed. Die werd veroorzaakt door de aantekeningen in de marge van mijn verweerde routebeschrijving.
In 1997, precies veertien jaar geleden, bleken wij hier ook gelopen te hebben, in een even schitterende lente. Ooievaars zagen we tijdens die wandeling niet, maar veel van wat er toen nog wel bestond, is nu weg – voorbij, o en voorgoed voorbij. Dat realiseerde ik me bij vrijwel iedere stap.
Bijvoorbeeld: In 1997 overnachtten we in Garnwerd, waar we bij café Hamming met de dichteres Fritzi ten Harmsen van der Beek spraken. Fritzi stierf in 2009 en ach Jezus – als je zó begint… Dan zijn er zó veel schrijvers en andere dierbaren die er veertien jaar geleden nog ‘gewoon’ waren en nu niet meer.
Meestal ben ik juist opgewekt in het voorjaar, dan lees ik Herman Gorter over ‘een nieuwe lente en een nieuw geluid’. Nu dacht ik alleen maar aan oude tijden, aan veertien jaar geleden, toen ik pas 45 was, en gretig de toekomst omhelsde.
Was mijn stemming in de provincie Groningen nog licht melancholisch, toen we in Drenthe bijna langs het in Maaike Meijers biografie zo mooi beschreven huis van dichteres M. Vasalis kwamen, beving mij een gevoel van intense somberheid.
Van Vasalis kennen we allemaal het gedicht: ‘Ik droomde dat ik langzaam leefde…’ Maar ik kreeg, midden op het Pieterpad, juist het gevoel dat ik als een komeet door de tijd schoot. Voor ik het wist waren wij wéér veertien jaar verder en liep ik in 2025 in mijn Pieterpadboekje uit 2011 te staren. Maar zou het Pieterpad dan nog wel bestáán?, dacht ik. En zou ik tegen die tijd nog kunnen lopen? Hoe kom je met een rollator een wildrooster over?
’s Nachts in de rustieke dorpshotelletjes kon ik er niet van slapen. Gelukkig had ik genoeg boeken bij me, zoals de nieuwe roman van Arjen Lubach, Magnus. Die blijkt afwisselend in het heden en – hoe toevallig – in het verleden van precies veertien jaar terug te spelen. De passages uit 1997 gaan over de jeugd van de ikfiguur in Groningen, Haren, Paterswolde, kortom de plekken van het Pieterpad waar ik in diezelfde tijd gelopen heb en waar ik mij nu wéér bevond.
Denk niet dat literatuur die herkenning biedt, troostrijk is. Magnus is een magnifieke roman, over een toneelschrijver die weinig reden heeft de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.
Magnus, Het boek van Arjen Lubach, dat aan het Pieterpad begint, eindigt in Amsterdam, in mijn eigen buurt, waar de gekwelde hoofdpersoon op een bankje in het Westerpark wegzinkt in een epileptische aanval. Ik was mijn stad, mijn park nu juist ontvlucht om in het hoge noorden, in de vrije natuur, onbekommerd van de lente te genieten.
Bij terugkomst bleek dat ook in Amsterdam heel best te kunnen en wel in mijn eigen bloesemende Westerpark, waarik domweg gelukkig op een bankje in de zon Gorters Mei heb gelezen, zonder door sombere gedachten of epileptische mannen te worden gestoord.