Als kind reeds voor en na de oorlog en nu nog, had ik alleen oog voor de natuur. Liggend op de grond in de tropen zon zonder de mierenhoop te pletten volgde ik de bezig- en bedrijvigheden. Na dagen waren ze mijn aanwezigheid en de inmiddels ingehouden adem gewend en lieten ze me onverstoord zonder hun knagende kaken in mij te zetten.
Die dag werd ik zo nietig als een mier, bezig als de bij, in dit geval bedrijvig als de mier. Met hen sjokte en sjorde ik verzwakte lijven van groepsleden en eitjes naar kathedraalvormige spelonken waar het vermolmd geurde.
Enkele mieren van dezelfde clan begroetten elkaar na een lange dag sjouwen met de “high five, low five”. Een menselijke kuch resoneerde door mijn lijf en sluisde me tot de realiteit terug. Een mannelijk postuur stond in het licht van de zon en viel als een schaduw over mij. Dreunend sprak hij: “Wat doe je op de grond , meisje..dagdromen soms….?” Dat laatste nam ik aan als bevestiging en zweeg dus verder. Hoofdschuddend vertrok hij, naar mijn moeder naar later bleek , die me dus ongerust kwam ophalen. Zonder omhaal deed ik haar verhaal van mijn avontuur, doch moest beloven voortaan me meer als meisje onopvallend te gedragen. Dat was tegen dovemans oren gezegd.
De hoogste bomen werden beklommen om te zien hoe hoog rupsen klimmen om aan voedsel te komen. Tot mijn verrassing zag ik ze met evenveel smaak en gemak aan andermans eitjes en larven knagen. Hun transparant lijfje vulde zich al voedend met een fluorescerende vloeistof en het lijf was zo elastisch dat het twee keer de grootte kon aannemen.
Uiteraard liep ik breuken en kleerscheuren op in meestal zondagse kleding. Ook was een groene boomslang niet gecharmeerd van mijn lieflijke aai over zijn beeldige iriserende rode oogjes. Een vinnige korte tik met zijn vlijmscherpe tandjes bezorgde me geen verwonding, wel iets dat leek op een exploderende kolkende hittegolf in mijn lichaam.
Naar later bleek heb ik elf dagen in zalige coma geleefd, waar ik van heb getuige mogen zijn buiten mijn lichaam.
Toen was alles nog taboe en onbespreekbaar.
Dit soort onderwerpen evenals natuurbewonderaar zijn, was voor de mens met een vreemde tic. Heel veel huisvrouwen, die tuinieren als hobby hadden, liepen met die vreemde tic en wandelstick rond, ook nog met verrekijker en zonnebril op de neus , incognito behoudend, maar dat werd doodgezwegen, behalve binnen de geheime clubjes. Want toen heette het hekserij en ketterij en alles was taboe, hoehoe….Nu mag alles onder de paraplu “bescherming” dieren-, vogel-, natuur-, milieu-, discovery. De vrouw is geëmancipeerd en geaccepteerd. Het grote beeld is duidelijk, klaar en openbaar. De witch van vroeger is heks of kruidenvrouwtje NU. Alles valt als een legpuzzel in elkaar, als Liefhebber van moeder natuur.