Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Eikenprocessierups

25-04-2008
leestijd 3 minuten
131 keer bekeken
Eikenprocessierups_leenmoraal.jpg

© Eikenprocessierups - Fotograaf leenmoraal

De eikenprocessierups is de larve van Thaumetopoea processionea, een nachtvlinder. Deze vlinder legt zijn eitjes in de toppen van eikenbomen. Wanneer deze rond eind april in blad komen, komen de eitjes uit. De rupsen gaan ’s nachts vanuit de nesten in een grote groep op zoek naar voedsel: de zogenaamde "processies". Overdag zitten de rupsen bij elkaar in een spinsel tegen de stam of dikkere takken, waar ze later ook verpoppen. Deze "nesten" bestaan uit een dicht spinsel van vervellingshuidjes met brandharen en uitwerpselen. De rupsen hebben lange, witte haren, maar voordat ze de beruchte brandharen krijgen, vervellen ze eerst een aantal malen. De brandharen zijn 0,1-0,2 mm lang, en laten makkelijk los waarna ze door de wind worden verspreid. Vanaf half mei zijn de rupsen zover gegroeid dat ze brandharen hebben. De rupsen verpoppen begin juli tot een onopvallende nachtvlinder. De vrouwtjes hiervan zetten begin september hun eitjes weer af.
 
Eikenprocessierupsen bij eipakket 
Herkenning
De rupsen hebben een zwartbruine kop en een zwartgrijs lichaam, met een donkergrijze rugstreep. Ze hebben lange, grijzig witte beharing. Deze haren staan op roodachtig oranje wratten. Over de stigma's loopt een lichte lijn. Vooral het gedrag van de Eikenprocessierups is kenmerkend, wanneer ze "in processie" tegen de stam van eiken te vinden zijn.
Verwarring
Nesten en spinsels van de eikenprocessierups kunnen mogelijk verward worden met die van andere insectensoorten zoals de spinselmot ( Yponomeuta sp .) en de bastaardsatijnvlinder.
 
Spinselmot
Spinselmotten maken grote webachtige spinsels in verschillende soorten struiken (o.a meidoorn, kardinaalsmuts en vogelkers) maar niet in eik. De spinselmot kan hele struiken kaalvreten, en kapselt deze in met een wit, zijdeachtig spinsel. Eikenprocessierupsen worden, in tegenstelling tot spinselmotten, vrijwel alleen gevonden op eiken.
Nesten bastaardsatijnvlinder
De rupsen van de bastaardsatijnvlinder maken in de herfst perkamentachtige nesten in de twijgen waarin de jonge rupsen overwinteren.
Rups bastaardsatijnvlinder
De rups van de bastaardsatijnvlinder leeft vooral in eiken en duindoorn en heeft, net als de eikenprocessierups, irriterende haren.
Nest eikenprocessierups
In het begin maken de rupsen van de eikenprocessierups geen spinsels maar zitten ze in tapijtachtige plakkaten op de stam. In een later stadium maken ze een nest op de stam in grootte varierend van een tennisbal tot een voetbal. Vanuit het nest lopen spinseldraden over de stam naar de takken.
Gezondheidsklachten
De brandharen van de eikenprocessierups kunnen voor mensen erg vervelend zijn: de pijlvormige haartjes hebben kleine weerhaakjes en kunnen de huid, ogen en luchtwegen binnendringen. Daarbij komen stoffen vrij die die reacties oproepen op die lijken op allergische reacties. De klachten kunnen bestaan uit jeuk en huiduitslag, ademnood en zware oogirritaties. Ze kunnen worden veroorzaakt door direct contact met de huid, maar ook door brandharen die met de wind zijn meegevoerd. In het algemeen verdwijnen de klachten binnen enkele dagen tot weken. Bij aanhoudend ernstige klachten kunt u het beste contact opnemen met de huisarts. Een aantal gemeenten vermindert de overlast van de rups door de nesten te laten verwijderen. Brandharen van de eikenprocessierups kunnen overigens vijf tot zes jaar actief blijven.
Voorkomen eikenprocessierups
Oorspronkelijk komt de eikenprocessierups uit Zuid- en Centraal Europa. Ze houden van warmte en zitten vooral aan de zonnige zuidkant van eikenstammen in lanen. De eikenprocessierups kan in ons land overleven dankzij het warmere weer. Onder bepaalde omstandigheden, warm en droog voorjaar, kunnen plagen optreden. Begin jaren '90 is de eikenprocessierups in aantal toegenomen. Vooral in 1996 zijn veel zware aantastingen van bomen gemeld. Daarna stortte de populatie van de soort in. Dit kwam onder andere door intensieve bestrijding, maar ook door koud weer. In 2001 is het aantal meldingen van rupsen weer gestegen. Voorlopig lijkt de rups een sterke voorkeur te hebben voor eiken op de zandgronden van Noord-Brabant en Limburg, maar het valt niet uit te sluiten dat bij gunstige klimaatomstandigheden de soort ook verder naar het noorden opschuift. In 2004 is de soort de Rijn gepasseerd en verwacht wordt dat bij een gunstig klimaat de soort nog verder naar het noorden zal verspreiden.
Bron: de Natuurkalender
Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

Al 100 jaar voor