Op zoek naar de eerste boerenzwaluw van dit jaar voor de ONTDEK DE VOGELTREK serie van Vogelbescherming Nederland en Vroege Vogels. Elke week zoeken we er een expert bij en het leuke is dat bij bijna elke vogelsoort die in ons land voorkomt, wel een specialist is te vinden die zich helemaal in één soort heeft verdiept en daar ook heel veel van weet. Bennie van den Brink is zo’n specialist en hij is zelf een beetje boerenzwaluw geworden. Hij trekt ook regelmatig naar Afrika om daar de zwaluwen te ringen en te bestuderen. Samen met hem gingen we net even boven Elburg langs het Veluwemeer op zoek naar de “eerste boerenzwaluw”. Er zijn natuurlijk al wel zwaluwen gemeld, maar om eind maart op bestelling een zwaluw op te sporen moet je van goeden huize komen. We zien van alles. Baltsende bruine kiekendieven, ook net terug, kopknikkende slobeenden, een groep van enkele honderden grutto’s op een slikbank, vliegende hommels, rietgorzen en witte kwikken maar boerenzwaluw…….ho maar. We hebben samen al een bandje volgepraat en Henny Radstaak, de Vroege Vogel reporter begint al redelijk te wanhopen. Maar dan……..(luister a.s. zondag naar Vroege Vogels!)
Insecten snappen in de lucht.
Er wonen maar een beperkt aantal vogels in ons land die leven van insecten die uit de lucht gesnapt moeten worden. De meeste insecteneters pikken de vliegjes, bladluizen, rupsen en kevertjes van de bladeren, de boomtakken of van de grond. Alleen de zwaluwen en in mindere mate ook de vliegenvangers zijn van het luchtplankton afhankelijk. Of ze hier kunnen overleven hangt af van de hoeveelheid vliegende insecten per kubieke meter. Daalt de hoeveelheid vliegjes beneden een bepaald minimum dan kost de energie om al vliegend in de lucht insecten te vangen, meer dan de energie opbrengst van het voedsel dat bemachtigd wordt.
Bij regenachtig weer kent de boerenzwaluw nog wel een paar truckjes, bijvoorbeeld door dicht langs een elzenhaag te vliegen om dan met de vleugels de bladeren aan te tikken. Of ze doen een korte uitval vanuit een vaste zitplaats om zo energie te sparen. Maar als de temperatuur langdurig te laag blijft spelen zich in de zwaluwwereld ware drama’s af. Ouders verlaten zelfs de nesten met jongen omdat ze anders zelf omkomen.
Boerenzwaluw jakkert.
In de vlucht snel een zwaluw herkennen vraagt enige oefening. Zelf let ik altijd op de manier van vliegen waardoor ik ook op grote afstand de zwaluwsoort kan vaststellen. Boerenzwaluwen jagen en jakkeren. Meestal vliegen ze met grote snelheid in rechte lijnen voorwaarts met af en toe een scherpe zwenking naar links of naar rechts. Rakelings tussen twee prikkeldraden door, eventueel onder de buik van een paard of een koe alles in een hoog tempo. Als ze wat hoger vliegen wordt er iets meer gebruik gemaakt van zweefvluchtjes maar het tempo blijft erin.
Babbel en babbel.
Bij veel vogels is de zang zo belangrijk dat je ze vaak eerst hoort zingen en pas daarna ontdekt. Bij de zwaluwen is dat niet het geval. Ze zingen ook in de vlucht wel een liedje maar veel indruk maakt dat niet. Het leukst vind ik zelf het luisteren naar een boerenzwaluw in de stal. Het liedje lijkt dan wat luider door de akoestiek en klinkt nog heel aardig en gevarieerd met veel gezellig gebabbel. Als de boerenzwaluw je ontdekt krijg je een verontwaardigd en opgewonden “sjiet sjiet” naar je hoofd geslingerd Dat valt ook de katten ten deel die te dicht in de buurt van het nest komen en met dappere schijnaanvallen worden weggejaagd. Bij de huiszwaluw zit er vooral veel gekwetter en gestirrrrp in. Voor ons klinkt het allemaal heel onsamenhangend en brabbelend, maar wel boeiend!