Door enkele meldingen van grote populaties van Gelobde maanvaren lijkt 2010 een goed maanvarenjaar te worden. Toch wil dat nog niet meteen zeggen dat het overal goed gaat met de Maanvaren. Het is nogal een ‘springerig’ type.
Mei is maanvarentijd. De eerste vondsten heb je al in april, late vondsten nog eind juni, maar de toptijd is mei. In ons land betekent ‘maanvaren’ Gelobde maanvaren (Botrychium lunaria), want van zijn vertakte broertje kennen we hier alleen een vondst van meer dan anderhalve eeuw geleden. We vinden dit kleine vlezige plantje vooral in de Hollandse duinen en op de waddeneilanden, en daarnaast ook in midden-Nederland (Utrecht, Veluwe), Drenthe en Zuid-Limburg. Als we het vinden tenminste, want door zijn beperkte verspreiding, formaat en bovengrondse aanwezigheid, is het zoeken een hele uitdaging.
Dit jaar lijkt dat aardig te lukken. De afgelopen weken kwamen diverse meldingen binnen. Zelf vond ik tot mijn blijde verrassing een mij onbekende populatie in de duinen van Meijendel: maar liefst zo’n 100 exemplaren groot. Ook andere waarnemers geven vondsten met tientallen tot soms honderden exemplaren op. Bij de meeste waarnemingen gaat het echter om slechts enkele exemplaren per groeiplaats.
Net als veel orchideeën is Maanvaren een onvoorspelbaar type. Het kan jarenlang bovengronds afwezig zijn, om dan opeens weer op te duiken. De oorzaak daarvan is lang niet altijd duidelijk. Massaliteit op de ene plek geeft ook geen garanties voor elders. In dit schijnbaar goede jaar kon ik op een andere groeiplaats waar ik een aantal jaar geleden zo’n 30 exemplaren aantrof, nu slechts één exemplaar terugvinden. En ook die bleek bij een tweede bezoek alweer verdwenen. Mijn verdenking gaat uit naar de reeën. Ik zag er nog net één weglopen. Dat dan weer wel.