Uit DNA-onderzoek dat door onderzoeksinstituut Alterra is verricht op de otter die op 16 juli j.l. in het Groningse Marum is doodgereden blijkt dat de otter hoogstwaarschijnlijk uit Duitsland afkomstig moet zijn. Het DNA-profiel vertoonde weliswaar veel gelijkenis met de otters die in De Wieden en Weerribben zijn uitgezet, maar de otter van Marum was te oud om een nakomeling te kunnen zijn van de uitgezette otters. Een aannemelijke verklaring is dat het dier afkomstig is uit Duitsland, waar nog wilde otters leven en de populatie geleidelijk uitbreidt, onder andere in de richting van Nederland. Voorzover bekend is dit de eerste keer dat een Duitse otter op eigen kracht naar Nederland is gekomen in het afgelopen decennium.
Ironisch genoeg is de otter van Marum doodgereden op een plaats waar een ecologische verbindingszone is gepland voorotters en andere marterachtigen. Het belang van deze verbindingszone en het realiseren van een veilige ‘oversteek’ onder de A7 van Groningen naar Drachten staat nu dus ontegenzeggelijk vast. Staatsbosbeheer pleit daarom bij de provincie Groningen voor snelle realisatie van verbindingszones om de natte as rond het Oude Diepje. Daarbij is het ook van belang om het beekdalsysteem aan de zuidkant van de A7 te herstellen zodat een verbinding kan worden gerealiseerd met het Koningsdiep. De Werkgroep Otters Friesland constateerde al eerder in haar rapport ‘De otter werom in Fryslân’ dat deze omgeving als doortrekgebied richting kerngebieden voor de otter in Friesland van groot belang is.
De otter is een van de meest bedreigde zoogdieren van West- en Midden-Europa. De laatste Nederlandse wilde otter is in 1988 in Friesland doodgereden. Na een grondige voorbereiding, waarbij veel maatregelen zijn getroffen om het gebied geschikt te maken voor otters, zijn in 2002 otters die in Oost-europa zijn gevangen in De Weerribben uitgezet. De populatie otters die zich nu in de Weerribben en in De Wieden bedraagt minimaal 7 tot 13 dieren, afhankelijk van het precieze aantal jongen dat is geboren.