We treffen elkaar, geachte vroege luisteraar, middenin de zomer. Ik heb zowaar een paar weken vrij, maar op deze plek ben ik altijd. En live, ook. Anders zou u nu niks horen. Vanzelfsprekend. Ik realiseerde me dat het hoog tijd is voor een update aangaande mijn meest directe en intensieve contact met de natuur, mijn kippen.
In de afgelopen twee jaar heb ik u eerder op de hoogte gesteld van mijn liefde voor de vier kippigen die in een ruime ren onder een prachtige haag beuk verblijven, in de tuin voor mijn huis. Ook hoorde u door mijn liefdevolle woorden heen wellicht mijn ergernis dat er kwa ei-leggen met kippen, althans met mijn kippen, heel weinig afspraken te maken zijn. Het is absoluut niet zo dat je er, met vier kippen die ruim worden voorzien van voedsel en water, die kunnen scharrelen tot ze moeie pootjes en snaveltjes hebben, van uit mag gaan dat je met enige regelmaat vier eitjes kunt gaan oogsten. Ter omelet of zo. Mijn kippen hebben een geheel eigen en eigenzinnig ritme, en de leus BAAS IN EIGEN CLOACA. En daar kan ik best inkomen, maar die zin heb ik nu alweer spijt van.
Er is wel, sinds de laatste chicken-update, enige wijziging in de samenstelling van het team gekomen. We spreken nu van Kees – mater familias, denk ik zo, en goeie genderneutrale naam ook -, Pettson – lieve kip die haar vriendin Findus op een bepaald moment uitgeleide moest doen – en Plunder en Fladder, dat zijn cochins die er door hun verendracht uitzien als twee schommelende chickies met van die jaren70-soulpijpen. De namen zijn bedacht door kinderen die door mijn vrouw worden onderwezen, en omdat er nog nooit een kip is geweest die heeft geluisterd, laat staan naar haar eigen naam, maakt het helemaal niks uit.
Eerder deze zomer besloten wij – dat is mijn vrouw en ik mompel dan leuk idee lief – om de ren voortaan open te zetten en – ja, natuurlijk, ik heb wel enige controle op lopende zaken – het tuinhek dicht te schuiven. Waarmee Kees, Pettson, Fladder en Plunder opeens een landgoed ter beschikking hebben. Ik denk wel...wel 60 vierkante meter, maar ik heb het ruimtelijk inzicht van een pannensponsje. Ze hebben nu gras, schaduw, zon, houten bakken met planten en ander onkruid, een waterkant met rietachtigen....het is bijna teveel. Het is ook bijna teveel, want geregeld is een der kippen gewoon verdwenen – ze kunnen zich heel klein maken tussen planten met felgroene bladen waar ik de naam niet van ken –neehee, geen cocaplanten, die staan in de achtertuin....duh – en soms gaat er een een tijdlang zitten broeden of eigenlijk doen alsof. Diep in hun originele hok. Ik word heel blij van die vier eigenwijze vrouwtjes die door mijn tuin banjeren, scharrelen, fladderen en pikken.
Ik vind het grappig dat ze soms, opeens, als team met zijn vieren besluiten een plek onder handen te nemen, en soms elkaar volledig negeren.
Ik vind het grappig dat ze als mijn vrouw door de tuin loopt alle zeilen bijzetten om dicht bij haar te komen – want mijn vrouw is voer en aandacht, in hun simpele wereldbeeld – en mij volledig negeren. Kippen hebben, weet ik nu, weinig met satire op het hoogst-mogelijke niveau.
Oke, op het moment dat ik dit schrijf – dus niet nu, terwijl ik het uitspreek, want ik neem mijn kippen niet mee in de trein naar Vroege Vogels – kijkt Pettson me aan met een blik die zou kunnen betekenen lekker bezig Dolluf, maar evengoed ik vond je vroeger grappiger vriend...
En ik kijk terug met een blik die betekent wat dacht je er van om eens een ei te gaan leggen, girlfriend, en stuur dat memo gelijk even door aan die andere drie uitvreters.
U hoort het, ik heb een erg fijne zomer, ik hoop u ook.