Dick Ket: Vogels tellen
• 30-07-2008
• leestijd 3 minuten
Het enthousiasme dat de heer De Haan vandaag de dag voor zijn vogels opbrengt, werd in de jaren zestig van de vorige eeuw alweer, opgebracht door de heer Donia. Althans in mijn herinnering. Hij schreef ook boekjes over zijn gevederde vrienden. En menig scholier kreeg na het met ‘vrucht doorlopen’ van de lagere school als bewijs hiervan, een exemplaar van zijn of haar onderwijsinstelling.
Ik had het geluk deze vogelaar als leraar biologie op de middelbare school persoonlijk te leren kennen en ervaren. Hij had het moeilijk. Het vak biologie was namelijk een bij-vak. En dat was - helaas voor hem - duidelijk te merken. Menig leerling die voor de klas werd gevraagd om overhoord te worden, bracht de heer Donia tot pure wanhoop. Ik heb hem menig keer echt zien huilen.
Als de wanhoop te groot werd, vroeg hij mij voor het bord. Ook ik bracht hem tot wanhoop. Maar van een ander soort: positieve. Ik besteedde wel tijd aan zijn vak en ontwikkelde zelfs theorieën, die mij heel redelijk voorkwamen. Desondanks werden zij door hem onmiddellijk naar het rijk der fabelen werden verwezen. Of de grond in geboord.
Eén keer bracht hij het zelfs tot: ‘Dick, je bent knetter gek!’ Waarop ik even spontaan reageerde met ‘Als u niet in functie was geweest, had ik lul tegen u gezegd!’ ‘D’R UIIITTTT!’ Ik de klas uit, hij volgde me op de voet. Op de gang gekomen, hebben we staan gieren van de lach. Toen we uitgelachen waren, keerden we weer terug naar onze stellingen. Alsof er niets gebeurd was.
Hoewel hij dus mijn theorieën als sneeuw voor de zon deed verdwijnen, nodigde hij mij wel een keer uit om samen vogels te gaan tellen in de duinen. Dat had ik nog nooit gedaan. Ondanks, die duinen slechts op een steenworpafstand van mijn ouderlijk huis lagen.
Ik leerde al heel snel, dat vogels tellen dezelfde onhebbelijkheid had als vissen met mijn vader en broer. Ik moest er vroeg voor op. Vreemd want de eerste vissen beten pas tegen een uur of tien in de morgen. En het vogels tellen werd pas een uitvoerbare bezigheid als er een beetje fatsoenlijk licht was. Beide activiteiten vonden trouwens plaats onder dezelfde droevige omstandigheden. Het was koud en nat. Mede door het vroege uur natuurlijk.
De eerste kudde vogels die ik zag, werd meteen een testcase. Voor wie laat ik in het midden. De heer Donia wees mij - geheel overbodig - op dit aanstormende front gevleugelde vrienden. En ik begon voorzichtig te tellen. Een, twee, drie, een heleboel. Toen waren de vogels gevlogen. Een schier onmogelijke opdracht vond ik derhalve. Maar mijn strijdmakker van het vroege uur, had er in de gauwigheid toch een paar honderd geteld.
Ik kon hem niet echt tegenspreken. Ik was maar, al vond ik dit persoonlijk al een hele kunst, tot drie gekomen. Ik heb hem nog een aantal malen mogen vergezellen. Louter voor de gezelligheid. En om de aantallen te noteren, die hij meende gezien te hebben. Zo heb ik toch nog iets aan de heer Donia te danken. Ik werd later een goede administrateur!