Dick Ket: BEAGLE
• 12-10-2009
• leestijd 3 minuten
De eeuwige strijd tussen gelovigen en ongelovigen maak ik bijna dagelijks mee in huize Dowry. Even voor de duidelijkheid: Dowry staat voor bruidschat. Wij hebben ons huis genoemd naar onze eerste hond, die we van ons trouwgeld kochten.
God zou de wereld in zeven dagen geschapen hebben. Dat wil ik best geloven Omdat er in dat prille begin nog geen Zwitserse uurwerken waren, die de mens, nog niet op de aarde gezet, duidelijk hadden kunnen maken, dat die zeven dagen middels in en uit klokken, toch iets anders in elkaar staken. Dagen kunnen zonder betrouwbare tijdwaarneming: weken, maanden of jaren worden.
Tot zo ver geen twijfel bij mijn geloven. Die begint pas als de volmaaktheid, de perfectie van de schepping aan de orde komt. Ik zie wel eens mensen lopen, waarbij ik denk: ‘Die moeten toch niet iedere dag in de spiegel kijken. Dat wordt schrikken op de nuchtere maag!’Of ‘hadden ze dat kind bij de geboorte niet beter per ongeluk kunnen laten vallen’. Toch goed, dat ik onze Schepper niet ben. Hoewel…… er zijn artsen die met stelligheid beweren, dat ik god ben. Omdat ik graag alles zelf tracht op te lossen. En het moet gezegd: vaak met redelijk succes. Aan iemand iets vragen, heb ik een broertje dood.
Hier slaat ook de twijfel in mijn geloven toe. Ik ben alles behalve volmaakt. Als ik zie wat de medici en de medische wereld aan mij verdiend hebben, vind ik het niet meer dan een verplichting, dat deze mensen hun geld laten rollen. Als je het breed hebt, moet je het breed laten hangen, niet waar?! Of dat hun wereld zoveel glitter en glamour kent.
Net als ik mij behaaglijk in een bad vol zelfmeelij wentel, duikt God toch weer op. Niet in het bad, maar in mijn geest. Want als er geen engeltje op mijn schouder had gezeten, had ik thans toch in hogere sferen vertoefd. De keren, dat magere Hein aankondigde bij mij zijn opwachting te komen maken, waren zo talrijk, dat mijn familie op den duur zei: ‘Eerst zien dan geloven!’.
Op dagen, dat ik het geloof uit zet, meestal als het slecht weer is, koester ik Darwin. Mede om Hem van Boven een beetje te stangen vanwege dat weer. Maar ook, omdat Darwins evolutietheorie door mij te vatten valt. Die geloofwaardigheid wordt mij als het ware opgedwongen. Door de BEAGLE! Geen boot, daar ben ik meegetrouwd, maar een hond. Mijn vrouw - Boot van haar meisjesnaam - en ik hebben bijna altijd Beagles gehad. Ze moeten vaak overgeplaatst worden. Ze kunnen namelijk knap lastig zijn. Tenminste voor mensen die deze hond als speelgoed kopen. Voor hun kind of als statussymbool.
Als ik onze Beagle gade sla en ik doe dit dagelijks met veel plezier, zie ik de evolutie bij stukjes en beetjes aan mij voorbij trekken. Echt aanschouwelijk onderwijs. Zo slaapt hij op zijn rug, poten omhoog en bomen zagend. Dit is toch heel menselijk niet waar?! Hij eet met zijn mond open en smakt derhalve dat het een lieve lust is. Kinderen weten niet beter. En wij?! Wij praten met onze Humphrey, zo heet onze Beagle. En denken dat hij ons verstaat. Lach niet, dat doet ie ook. Het woord ‘eten’ kent hij in alle talen. Zelfs gebarentaal. Een talenknobbel waarmee hij ons in de schaduw stelt.
Nog niet overtuigd?! Waar komt het gezegde ‘de baas gaat steeds meer op zijn hond lijken’ dan vandaan? Niet van Darwin, dat zou te makkelijk zijn. Hiervoor heeft hij niet de wereld rondgevaren. Evenals de evolutie heeft ook de wetenschap niet stilgestaan.
Het wachten is nu nog op het moment, waarop duidelijk wordt, dat de mens niet aan het eind van die evolutie staat, doch slechts aan het begin. De schepping dus!