De veenmol,
Gryllotalpa gryllotalpa,
is een zeldzame krekelsoort. Hij is langwerpig en vrij lang, ongeveer vijf centimeter. De krekel is bruin-zwart en leeft vooral onder de grond. Hij heeft dan ook sterk ontwikkelde voorpoten die hij als graafinstrument gebruikt. De poten hebben scherpe ‘nagels’ die de grond gemakkelijk los kunnen schrapen en het middenstuk van de poot gebruikt de krekel als schep. Vlak onder de grond graven veenmollen gangen, waarbij ook wel wortels van gewassen worden afgebeten. Daarom wordt het insect nog wel eens als lastig ervaren. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat de veenmol een zeldzaam, en zelfs beschermd, dier is geworden.
Naast de mens als vijand heeft de veenmol ook genoeg natuurlijke vijanden. De graver moet namelijk oppassen voor zijn buurmannen de mol en de spitsmuis, maar ook diverse vogels zoals de hop, eksters en kraaien lusten wel een veenmol. Zelf leeft de krekel van regenwormen en larven van andere insecten met als aanvulling plantaardig materiaal.
Veenmollen kunnen ongeveer twee tot drie jaar oud worden en gedurende deze tijd zetten de insecten gemiddeld wel 300 nakomelingen op de wereld. Het mannetje is vooral in mei en juni goed hoorbaar wanneer ze hun baltszang uitvoeren om zo vrouwtjes aan te trekken. Het vrouwtje bouwt een nest en legt hierin de eitjes. De veenmol is de enige Nederlandse krekel die een grote mate van broedzorg laat zien: De eitjes worden schoongelikt om schimmels te voorkomen en als deze uitgekomen zijn verzorgt het vrouwtje de larven ongeveer twee tot drie weken en zorgt dat ze geen voedsel te kort komen.