Om de kustlijn in stand te houden en de veiligheid te bewaken, stort Rijkswaterstaat jaarlijks miljoenen kuubs extra zand. Maar die zogeheten 'zandsuppleties' brengen problemen met zich mee voor het bodemleven. Onderzoekers van de Universiteit Wageningen brengen daarom in kaart hoe stabiele kusten hand in hand kunnen gaan met gezond bodemleven. Verslaggever Henny loopt een dagje mee tijdens onderzoek naar schelpkokerwormen in de Oosterschelde.
In de natuurlijke waterhuishouding van onze kust wordt zand vanuit de zee door getijdenstromingen toegevoegd aan het strand. Door de aanleg van stormvloedkeringen zoals de Oosterscheldekeringen is het getij afgenomen en raakt het natuurlijke proces van erosie en opbouw verstoord. Dat heeft zandhonger tot gevolg.
Om die zandhonger te stillen en om de Nederlandse kust te beschermen tegen zeespiegelstijging wordt jaarlijks ongeveer twaalf miljoen kuub extra zand op de Nederlandse kusten gestort. Zulke suppleties vinden onder andere plaats om kwetsbare natuur te beschermen en waterveiligheid te waarborgen. Ook in het kader van klimaatverandering en stijgende zeespiegels spelen zandsuppleties een steeds belangrijkere rol.
In het onderzoeksproject ‘Source’ werken universiteiten door het hele land samen om meer inzicht te krijgen in de efficiëntie, duurzaamheid en risico’s van zandsuppleties. Ook wordt gekeken naar alternatieve vormen, waarbij bijvoorbeeld minder zand, meer zand of verschillende types zand worden gestort. Één van de projectgroepen focust specifiek op het bodemleven.

PhD-onderzoekers van de Universiteit Wageningen verzamelen schelpkokerwormen in de Oosterschelde
© April van de Griendt
“Tijdens een zandsuppletie wordt een zandlaag van ongeveer een meter hoog opgespoten. Alle bodemdieren die zich onder die laag bevinden sterven daardoor”, legt PhD-student Merlijn Hulsenboom uit. “Na één tot twee jaar komen de eerste soorten weer terug, maar het opbouwen van een volledig ecosysteem duurt langer.”
In de heropbouw van het ecosysteem is een sleutelrol weggelegd voor de schelpkokerworm. Bij dat diertje ligt dan ook de focus van Hulsenboom’s onderzoek.
“De schelpkokerworm komt langs de hele Nederlandse kust voor en dat is maar goed ook, want het is een echte biobouwer", zegt Hulsenboom. "Van zandkorrels en stukjes schelp bouwen ze een soort kokertjes. Wanneer tussen die kokertjes slik blijft zitten, vormen zich riffen." Die riffen zijn volgens Hulsenboom erg belangrijk. "Er komen allerlei nieuwe soorten op af, die zoeken naar voedsel en bescherming. Daarnaast veranderen ze ook nog eens de stroomsnelheid en waterdynamiek waardoor zich echt een nieuw habitat vormt."

Schelpkokerworm onder de microscoop
© Onderzoeker Bart Vermeer
Daarom is het volgens Hulsenboom erg belangrijk om de invloed van verschillende zandsuppleties op de schelpkokerworm te begrijpen. “Als suppleties worden uitgevoerd waardoor de schelpkokerworm snel terugkomt en stevige kokertjes kan bouwen, dan heeft dat mogelijk een positief effect op het bodemleven langs de hele Nederlandse kust."
Thema's:
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.