De kruisspin (
Araneus diadematus
), is een in Nederland en België algemeen voorkomende spinnensoort.
De spin komt voor op beschutte plaatsen. Het meest komt het dier voor in tuinen, omdat daar veel schaduw is, weinig wind en ze er makkelijk een web kunnen maken. Grotere exemplaren zijn altijd vrouwtjes; mannetjes blijven beduidend kleiner. Met het web waarin de spin gewoonlijk ondersteboven in het centrum zit te wachten wordt het voedsel gevangen. De kruisspin vangt vooral vliegende insecten en maakt zijn web op wat grotere hoogte, andere soorten spinnen maken het web dicht bij de grond en eten liefst sprinkhanen.
Het web wordt dagelijks opnieuw gesponnen, dit duurt ca 20 minuten. Het is een wielweb waarbij het centrum zich iets boven het midden bevindt met een grote mate van symmetrie. Vliegt er een prooi in het web dan wordt deze vaak eerst ingesponnen tot een pakketje en later pas uitgezogen. De kruisspin zet haar maaltijd in een "soepmaaltijd" om. De kaken hebben vaak scherpe randen waarmee spinnen hun prooi kunnen scheuren en prakken. Met de kleinere kaken aan beide zijden van de bek, zetten ze prooien om in een vloeibare massa.
De kruisspin is een vrij grote spin met vlekkenpatronen op de rug in de vorm van een kruis. De kleur van het dier is zeer variabel, en varieert van vaalgeel tot donkerbruin. De lengte is ongeveer 11 tot 18 millimeter.
Voor de paring laten mannetjes door trillingen van het web van een vrouwtje weten dat hij geen prooi is en na de paring wordt de vader bijna altijd opgegeten. De eicocons worden in herfst afgezet en overwinteren; in de lente komen de jonge spinnetjes tevoorschijn en verspreiden zich. patroon op de rug, blijft kleiner en overwintert als jonge spin en niet als ei.