Men vroeger dacht dat de brandgans een soort vis was. Brandganzen broedden namelijk in het toen nog onontdekte Groenland, Spitsbergen en Nova Zembla. Christenen beweerden dat de kiem van deze gans in de eendenmossel ligt. Vervolgens rekenden ze de ganzen tot de vissen. Dit had als groot voordeel dat de vogels gegeten mochten worden in de vastenperiode. Toen Gerard van Veere in 1891 ontdekte dat ze gewoon uit eieren kwamen, werd dat nieuws niet met gejuich ontvangen. Nu moesten ze echt aan de vis.