Hemelvaartsdag is weliswaar een religieuze feestdag, maar betekent voor veel mensen gewoon een extra vrije dag midden in de week. Vooral in het oosten en zuiden van het land associëren mensen Hemelvaartsdag ook met dauwtrappen. De gewoonte om 's morgens in alle vroegte de natuur op te zoeken staat op nummer 27 in de top honderd van belangrijkste Nederlandse tradities van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur.
Dauwtrappen of 'hemelvaren' is een gebruik waarvan in de negentiende eeuw al sprake was. Mensen kenden aan dauw magische krachten toe. Ze stonden op Hemelvaartsdag om drie uur 's morgens op om op hun blote voeten in het bedauwde gras te gaan dansen en zingen. De dauw zou een genezende werking hebben en onder meer zeer heilzaam zijn tegen zomersproeten.
Het dauwtrappen moest volgens het Centrum voor Volkscultuur zo vroeg gebeuren, omdat de ochtendwandelaars wel op tijd terug moesten zijn voor de mis om negen uur. Veel dauwtrappers verdreven de ochtendkou met een meegenomen borrel. Amsterdammers namen standaard rozijnen, krakelingen, vijgen en een 'cruycxken goet nats' mee. Na de mis was het feest, zodat Hemelvaartsdag niet zelden eindigde in ,,rumoer alsof een troep razenden was losgebroken'', zoals de Geldersche Volksalmanak uit 1858 vermeldt.
Wegens dat vrolijke begin van de dag is het ook nog steeds in veel plaatsen kermis rond Hemelvaart. In de Gelderse dorpen Hengelo en Zelhem is sprake van de Mulderskermis, zo genoemd naar de tijd dat ieder op de feestdag een roggebrood moest bakken van minstens elf kilo zwaar. De broden werden op het marktplein gewogen. Voor elk pond dat een brood te licht was, moest boete worden betaald. Brood en (kermis-)geld werden onder de armsten verdeeld.
Dauwtrappen wint volgens natuurbeheerders de laatste jaren aan populariteit. Op steeds meer plekken in het land organiseren Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en andere natuurorganisaties excursies in alle vroegte, meestal afgesloten met een picknickachtig ontbijt. Veel fiets- en wandelevenementen zijn al wekenlang volgeboekt.
Zeker als het weer een beetje meezit, gaan ook veel mensen er donderdag op eigen gelegenheid op uit. In Zuid-Gelderland en Noord-Limburg bezoeken zij dan bijvoorbeeld de 'lapjesboom' in Overasselt. Door een lapje in deze zeer oude eik te binden zouden ziekte en koorts bestreden kunnen worden. Volgens de legende was Karel de Grote de eerste die de koortsboom bezocht, toen hij tijdens een verblijf op het Valkhof in Nijmegen koortsig werd. Bij de boom staat de ruïne van een destijds gebouwde kapel.