De vraag: “wat is nu echt lekker brood?” houdt ons op kantoor regelmatig bezig tijdens de lunch. Je moet tenslotte wat te bekvechten hebben. Duidelijk is dat we het daar met collega’s nooit over eens zullen worden. De een gaat watertanden bij wat ik oneerbiedig ‘waaibomenbrood’ noem, van die sneetjes die wapperen omdat ze meer bestaan uit lucht dan uit brood. Ik hou – dat zal geen verbazing wekken – van iets stevigers. Brood dat sappig is en voedzaam, dat niet uitdroogt in de vriezer en dat als het vers is, ook echt héél erg vers smaakt. Met een knapperige korst. En niet zó stevig dat je er iemand zijn hersens mee in kan slaan en de snijmachine er aan kapot gaat. Kortom, het luistert nauw. Ik vind lekker brood zo belangrijk dat het ongeveer het laatste eten zou zijn waar ik op zou bezuinigen als ik in de bijstand zou belanden.
In mijn zoektocht naar het lekkerste brood heb ik in de loop der jaren heel wat bakkers leren kennen. Tot eind jaren negentig was half Utrecht – ikzelf werkte er in die tijd - in de ban van een joodse bakkerij op de Zadelstraat, de Tarwebol geheten. Eli van Leeuwen bakte brood volgens strenge joodse principes en kreeg daarvoor het predikaat O.R.C. (onder rabbinale controle). Zijn koosjere brood bevatte louter milieuvriendelijke ingrediënten, scharreleieren die gecontroleerd werden op bloedresten en geen kunstmatige conserveringsmiddelen. Tarwebollen en bollen van zuurdesem waren o.a. in natuurwinkels in heel Utrecht te koop. Een kakelverse snee van een tarwebol met hagelslag kon makkelijk de concurrentie aan met een gebakje. Toen deze bakkerij plotseling dicht ging ontstond er een gapend gat in de Utrechtse broodmarkt dat naar mijn mening nooit meer helemaal is opgevuld.
Groot was dan ook mijn geluk toen wij acht jaar geleden kwamen wonen naast een biologische bakker in Kerk-Avezaath. Toegegeven, niet al het brood dat daar verkocht wordt vind ik even lekker, maar de waardebol met pompoenpitten komt dichter in de buurt van de tarwebol dan enig brood dat ik sindsdien heb gegeten. En voor hun verse krentenbollen kwam ik op zaterdag speciaal vroeg mijn bed uit. Naast alle normale bakkerswaren, verkopen ze ook bijzonder lekkere zoetigheden. Walnoten-carameltaartjes, appelrondjes, gevulde koeken en – in het seizoen – gevulde speculaas en kerstbrood met spijs. Eerlijk, zonder poespas en gewoon zoet zoals zoet bedoeld is. Ik heb nooit begrepen waarom in de meeste biologische winkels de taartjes zo oneetbaar en weinig feestelijk zijn. Bakkerij Thedinghsweert is onderdeel van Zorgboerderij Thedinghsweert, waar tientallen mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrisch probleem werken. De tarwe verbouwen ze grotendeels zelf of kopen ze bij een Molenaar in Zevenaar. Op de boerderij worden ook groenten geteeld en koeien gehouden. Ik verklapte het al eerder: na jaren vegetarisch te zijn geweest ben ik door de goddelijke runder-rookworsten die Thedinghsweert verkoopt weer vlees gaan eten. Ook runt de zorgboerderij een sympathieke restauratie op station Tiel: Buitensporig!.
Toen ik ruim twee jaar geleden naar Culemborg vertrok werd het weer zoeken naar het juiste brood. Eigenlijk is het sindsdien nooit meer helemaal goed gekomen. Zo nu en dan lukt het mijn vriendin nog een waardebol te scoren op de boerenmarkt in Utrecht op vrijdag. En heel af en toe rijd ik op een zonnige middag speciaal naar Kerk-Avezaath voor een rookworst en een waardebol. Geluk is….
Leermoment van de dag:
• Het grootste duurzaamheidsprobleem met brood schijnt de houdbaarheid te zijn. Ruim 20% van al het brood dat in Nederland wordt verkocht belandt regelrecht in de vuilnisbak omdat het oud geworden is. Invriezen, wat ik doe, is natuurlijk niet zo duurzaam. Een alternatief is ongesneden zuurdesembrood in een theedoek bewaren. Nooit geweten, dat ga ik zeker proberen.
• Ik raak eerlijk gezegd steeds verder verwijderd van het begrip ‘duurzaamheid’ als het om eten gaat. Veel producten zijn misschien in zichzelf nooit duurzaam. Producenten kunnen duurzamere keuzes maken. En consumenten ook. Het gaat in veel gevallen om de hoeveelheden die je er van neemt, of het een lange weg heeft moeten afleggen naar jouw bord, of je het weggooit of niet.