Corina Brussaard: Wat is een water-monster?
• 07-06-2010
• leestijd 3 minuten
Om onze onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden moeten we natuurlijk wel water hebben. Dat komt voor ons dus uit de 9 mesocosm en we nemen ook water dat om de mesocosms heen stroomt. Dit water heet een monster, en het nemen van een water-monster heet bemonsteren. In dit weblog iets meer over hoe we dat hier doen.
Het is een internationaal gezeldschap en dus spreken we Engels met elkaar. Dan is het Nederlandse woord ‘water-monster’ wel interessant voor de groep; de engelse taal kent alleen enge monsters...een water-monster heet een ‘sample’. Hoe nemen we dan die monsters? We doen dat hier op verschillende manieren: heel voorzichtig met een handpomp om toch vooral de organismen niet te beschadigen, met netten voor de grotere organismen (dat kan natuurlijk niet vaak want dan raken die grotere beestjes in de mesocosms op), en met name met een zogenaamde geïntegreerde waterbemonster methode. Dat apparaat neemt heel langzaam water in van verschillende dieptes om zodoende de bovenste 12 meter van de mesocosm te bemonsteren. Tot die diepte is het water grofweg wel goed gemengd maar toch wil je ook eventuele fijne zonaties bemonsteren. Er wordt veel aan de mesocosms gemeten en alles wordt later in een budget gezet zodat we koolstofstromen kunnen modeleren en zodoende voorspellingen kunnen doen voor toekomstige situaties. Onderin de mesocosms staan vallen die de zwaardere deeltjes opvangen; deze vallen worden ook dagelijks bemonsterd door leegzuigen omdat we moeten weten hoeveel er verdwijnt uit het gesloten mesocosm systeem. Net zo goed als dat we willen weten hoeveel er groeit en sterft.
Nu willen we allemaal wel graag “ons” water hebben om metingen aan te kunnen doen. Dat gaat hier toch even anders dan op een schip waar wij meestal ons onderzoek vanaf doen. Hier moeten we met rubberboten naar de mesocosms en daar de monsters nemen. Meerdere keren op een dag omdat de grote groep wetenschappers veel water nodig heeft (en wat is een 100 liter op 50,000 liter, nietwaar) en niet iedereen op dezelfde tijd een monster wil of kan verwerken. En dus hijzen elke keer ongeveer 15 man/vrouw zich in een overlevingspak (want het water is maar 0,5-2 graden!) en gaan er 4 rubberboten uit voor bemonstering en 1 aluminium boot voor toezicht, voor eventuele hulp en als verzamelboot voor de vele monsters. Het aankleden is best een gedoe, maar we worden er steeds handiger in. De typisch te grote laarzen die eraan vast zitten worden gevuld met 3 paar sokken, wat ook wel weer zo lekker is tegen de kou. We bewegen wat onhandig want de pakken zijn niet echt soepel en zo gaat de troep oranje “maanmannetjes” richting mesocosms. Daar aangekomen bemonsterd elke boot 3 van de 9 mesocosms en de 4de boot doet de monsters waar pompen voor nodig is. De pompboot (onze boot meestal) gaat eerder dan de rest omdat de sedimentvallen leeggehaald moeten worden voordat de watermonsters genomen kunnen worden en dus moeten we ook een geweer mee. De resterende vloot heeft ook een geweer mee – je weet namelijk maar nooit of je in de problemen komt en je boot aanspoelt en er ineens een ijsbeer voor je staat. Niet dat we die dan gelijk doodschieten maar je moet wel kunnen schieten voor het geval dat. Want ijsberen waarschuwen namelijk niet echt en kunnen hard rennen. Nog geen ijsbeer gezien trouwens – niet van dichtbij gelukkig , maar ook niet van wat verderaf (jammergenoeg). Wie weet komt dat nog. De vossen zijn er wel, er komen steeds meer ganzen en ook de sterns zijn aan het baltsen – ook hier is het dus voorjaar!