De man naast mij roept : dat is een Glier. Ik ben in Frankrijk bij een kolonie Bijeneters aan de rivier de Doubs. Er vliegt een vogel weg en de vogelkenner naast me zegt, dat is een Glier.
Nu is mijn vraag luisteraar, heb ik een Glier gezien. Ik twijfel niet aan de kennis van de goede man. Hij had alle kenmerken van een vogelaar. Aardig, grote kijker op de borst, het bijna achteloos noemen van een vrij zeldzame vogelnaam, een petje zonder smaak om het licht gelooide gelaat te beschermen tegen de zon, hij keek vrij lang de vogel na, dat je denkt, hij is nu toch echt wel weg of heb je kijker een digitale zoom van factor 100?, en de Glier was meteen het enige gespreks onderwerp. Dus een vogelaar. En die wist zeker dat hij, wij dus, een Glier hadden gezien.
Ik ben nu niet meteen een Glier kenner, maar ik denk dat ik een bovengemiddelde Glier kennis bezit. Ik weet bijvoorbeeld hoe hij eruit ziet als hij in een fractie van een seconde langs je vliegt op dertig meter afstand.
De Glier. Mijn punt is dit. Zonder die man had ik nooit geweten dat het een Glier was.
Nooit. Ik zou hoogstens een seconde gedacht hebben, he, rare vogel, die ken ik niet. Klaar.
Ik zou hem niet hebben kunnen determineren, ik zou geen essentiele informatie hebben.
Als je na afloop zou vragen, wat voor snavel had ie zou ik gezegd kunnen hebben, twee.
Hij had er twee. En wat voor kleur. Tja, een kleur. Het ging zo snel, ik denk iets met bruin grijzig vaal achtig.
Het vloog. Het vloog en het was zeker geen zwaan. Dat zou ik nog weten denk ik.
Er is een beroemd verhaal van een man die in een vol restaurant wordt doodgeschoten. Na afloop worden alle gasten door de politie ondervraagd. En de dader blijkt vrij kort gedrongen te zijn, zo rond de twee meter, een blanke man met een zwart, afrikaans uiterlijk en hij schoot 1 kogel en het hele geweer leeg en hij heeft na afloop nog een tournedos gegeten.
Alle getuigen spreken elkaar tegen. En ik heb twee seconden een Glier gezien.
Volgens de man naast me.
Dus ik weet dat ik een Glier heb gezien. Maar heb ik m ook echt gezien? Telt ie? Is het mijn Glier?
Kan ik met een schoon geweten de Glier afvinken?
En u kunt zich nu niet bedwingen, luisteraar. U gaat de Glier nu opzoeken. O ja. U moet wel. Want ik denk dat helemaal niemand die nu luistert de Glier kent. Is het een roofvogel? Is het een steltloper? Is het een zwaluw?
Dat is mijn vraag.
Wanneer telt een vogel. Bijvoorbeeld de Kwak. Ik zag een Kwak. Bij mij in het park.
Had ik nog nooit gezien. Dus ben ik blij. Zo werkt dat bij ons vogeltjes kijkers. Dopamine en nieuwe vogels, een top combinatie. Ik zou denk ik high kunnen worden door snel achter elkaar in het wild veel nieuwe vogels te zien. Maar ik dwaal af. Van de Kwak. Ik blij met mijn Kwak. Een paar dagen later zie ik in het park een man met een grote verrekijker, petje op tegen de zon, aardige vent. Dus een vogelaar.
Hij keek naar niks. Dat zag ik, want er was niks. En daar keek hij naar door zijn kijker. Dus ik zeg, ik zag een Kwak. Met die onderkoelde trots in mijn stem alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, zoals vogelaars doen. Waarop hij zegt, ja, die dingen ontsnappen wel eens uit Artis. Past. Hele ervaring naar de klote. En hij telde niet meer. Ontsnapte vogels tellen niet. Net als geringde vogels. Die tel ik ook niet. Die zijn niet wild.
Ik heb later gelukkig wel een Kwak gezien. In het wild, zonder ring, in Frankrijk. Dat was bij een bijeneter kolonie.
Daar heb ik ook, diezelfde dag voor het eerst een Wielewaal gezien. Alleen. Ik hoorde hem, ik wachtte en ik zag hem met het blote oog. 100%. Een Wielewaal. Die kan ik afvinken. Maar de Glier?
Wanneer is een vogel 100% in de pocket? Als je hem hoort? Als hij 1 fractie van een seconde te zien is. Als je buurman hem ziet?
Ik heb hem later opgezocht. Om te kijken wat ik dan gezien zou hebben.
Het is een Griel. Dus niet de Glier. Vergeet de Glier. Ik bedoelde de Griel. Maakt voor het verhaal niks uit. Maar de kans dat je ooit een Glier ziet is nul.
En de kans dat je een Griel zit hangt er vanaf wie er naast je staat.