De aardbeving die Chili in de nacht van woensdag op donderdag hard raakte, heeft relatief weinig slachtoffers gemaakt. Dat zijn de eerste - voorzichtige - conclusies die donderdag zijn getrokken. Weliswaar kwamen zeker tien mensen om het leven, maar gezien de kracht van de beving (8,3) mag dat aantal laag worden genoemd. Het lijkt erop dat de tsunamiwaarschuwingen, die direct na de schokken werden gegeven, erger leed hebben voorkomen.
Het epicentrum van de beving lag enkele tientallen kilometers voor de Chileense kust. Met name de stad Illapel, op zo'n 50 kilometer van dat epicentrum, had te lijden onder het natuurgeweld. De tsunamiwaarschuwingen werden vrijwel gelijk na de eerste schokken verstuurd. Meer dan een miljoen mensen verlieten hun huis. Velen van hen op tijd, zo bleek later.
De tsunami zorgde er wel voor dat de stad Coquimbo onder water kwam te staan. Golven van bijna 5 meter hoog spoelden daar over de stad. In andere gebieden bleef de hoogte van de golven relatief laag. Californië, dat ook werd gewaarschuwd, merkte nauwelijks iets. Ongeveer vijf uur na het uitgeven van de waarschuwing, trok de Chileense regering die weer in.
Chilenen zijn gewend aan aardbevingen. Chili ligt midden in een van de zogeheten aardbevingsgordels en wordt vrijwel ieder jaar door meerdere bevingen geteisterd. Vorig jaar kreeg het Zuid-Amerikaanse land schokken met een kracht van 8,2 te verduren. Die kostten zeven mensen het leven. Ook in het verdere verleden kreeg Chili rake klappen van de aarde. Dieptepunt was de beving van 8,3 in 1939. Toen stierven 28.000 mensen rond de stad Chillán.