Caspar Janssen: 'Kijk, de...'
• 03-10-2014
• leestijd 2 minuten
‘Kijk, de gevlekte rietorchis!’ ‘Kijk, de vertakte paardenstaart!’
Het is vermoedelijk de meest gebruikte constructie in natuurreportages in de krant, de constructie met het woord ‘Kijk’.
Op 19 oktober, op de dag van het natuurboek, in Naturalis, zal het gaan over schrijven over natuur. Schrijven in boeken, wel te verstaan. Een bijzondere discipline.
Dat geldt ook voor het schrijven over natuur in de krant.
Natuur, landschap, het is doorgaans slechts het decor voor echte gebeurtenissen, met conflicten tussen echte mensen, met echte doden en gewonden.
Natuur, landschap, het is de stilstand waarbinnen de mens voor beweging zorgt. Een korenveld in de Oekraïne met rebellen op zoek naar mensenresten.
Dat is logisch. Ook ik vind het wel en wee van mensen uiteindelijk belangrijker dan dat van dieren en planten. Maar natuur is in werkelijkheid natuurlijk allesbehalve statisch. Sterker: er vallen oneindig veel meer doden en gewonden dan in de mensenwereld. Vanwege die natuur, die wreed is, maar ook vanwege al die mensenactiviteiten.
Ik durf wel te beweren dat het in het belang van mensen is om de natuur niet zo op de kop te zetten. En dat je er ook daarom over moet schrijven.
De moeilijkheid is dat mensen – ook journalisten, ook ikzelf - zich nu eenmaal beter kunnen inleven in mensen dan in dieren en planten. Natuur trekt doorgaans pas de aandacht als ze ingrijpt in ons mensenleven. Laat het woord overlast vallen op een nieuwsredactie en de kolommen openen zich. Overlast van ganzen, zwijnen, muggen, teken, meeuwen, kwallen, het haalt moeiteloos de krant, de meeuwen haalden zelfs het journaal. Gekke en lieve dieren doen het ook goed, als lichtpunt naast het donkere Isis-geweld.
Wil je het anders doen – en daar is in de Volkskrant en in andere kranten gelukkig ruimte voor – dan sta je voor het probleem: hoe breng je natuur, in de krant, tot leven? Hoe schrijf je vanuit het perspectief van de sleutelbloem, de bosaardbei of de goudplevier? Je kunt planten en dieren nu eenmaal niet citeren, ze uiten zich moeilijk, tegen ons althans. Vaak kun je ze niet eens zien, zeker dieren hebben de neiging om zich voor ons verborgen te houden, meestal met goede redenen.
Dus pas je al snel kunstgrepen toe. Je noemt, zoals ik nu doe, wat grappige soortnamen, je benadrukt iedere beweging (‘Kijk, een vallend herfstblad.’, zeg je dan) of je voert een kleurrijke boswachter op of een ietwat eigenaardige deskundige. Voor je het weet gaat het dan toch weer over mensen.
Heel soms lukt het wél om een plant of dier op papier tot leven te brengen. Waardoor de lezer zich opeens weet te verplaatsen in het gevoelsleven van de grauwe gans, of gefascineerd raakt door de intelligentie van de raaf of de bizarre levenscyclus van het pimpernelblauwtje. Het is het hoogste wat je kunt bereiken, en het gebeurt maar zelden.