Een voor een druppelen ze binnen door de poort: twaalf tuinliefhebbers die naar mijn tuin komen kijken. De KNNV had een rondleiding geregeld langs een aantal Tuinreservaten in Hilversum. Ik moet met mijn billen bloot.
Op de valreep nog wat planten aangeschaft om de kale plekken op te vullen, de bakken met uitgebloeide viooltjes van nieuwe planten voorzien, vogelbad schoongemaakt, vijver tot de rand gevuld met water en het grint aangeharkt.
Het voelt als een examen.
Mijn bezoeken aan andere tuinen zijn te tellen: de Prionatuinen, de tuinen van Mien Ruijs, Piet Oudolf, Romke van de Kaa en Ada Hofman. En de tuinen van Appeltern natuurlijk. Geen tuinen waar ik mijn tuintje mee kan vergelijken. Hoe verwend zullen mijn bezoekers zijn?
Het is een inspirerende middag geworden. Ik heb veel geleerd. Hoe al die diertjes heten die in mijn vijver zwemmen, plantennamen, verhalen over de historie van de naamgeving. Nee, geen tuinvrouwtjes met een tuintik maar mannen en vrouwen die van planten en dieren houden. Zo kijk ik nu met hele andere ogen naar die gele woekeraar in mijn vijver die ik eergisteren nog te lijf ben gegaan. Het is de watergentiaan (
Nymphoides peltata
). Ik heb hem opgezocht en ben een prachtige website tegengekomen over de
Flora van Nederland
. Hier lees ik dat een bloem slechts een dag bloeit en dat uit de tuil weer een volgende bloem komt die gaat bloeien terwijl de uitgebloeide bloem onder water wordt getrokken.
Sinds afgelopen zaterdag kijk ik anders naar mijn tuin. Dat komt door een onverwacht compliment over de afwisseling in bladvormen en –kleuren, hoogteverschillen en groepen. Dat is mij nog nooit zo opgevallen. Ik doe altijd maar wat. Sleep planten van hot naar haar tot ze het goed doen. Dan mogen ze blijven staan, zo niet dan gaan ze naar vrienden of composthoop. Het is dus aan de planten te danken. En aan mijn vader die architect was en van vormen hield. Heb ik toch iets van hem geërfd. Of kan ik het...?