En daar loopt hij dan, fier door mijn Franse tuinreservaat: de hop. Vorige keer heb ik hem (of haar) al aangekondigd maar vandaag zie ik hem vanuit mijn ooghoek op z’n dooie akkertje door het gras stappen. Nee, niet door de wei. Wei is hoog gras en gazon is laag gras. Hop geeft de voorkeur aan droog pas gemaaid gras, liefst met een vers regenbuitje er overheen. Dan valt er wat te halen voor hoppen: veenmollen, meikevers en andere grote insecten.
Broeden doet hij in boomholtes, rotsen en oude gebouwen. Dat is hier allemaal. De Gorges van de rivier le Viaur in de diepte, de eeuwenoude bomen en de Oustalous. Dat zijn de mini landbouwschuurtjes in het open veld waar kastanjes werden gedroogd en spullen opgeslagen. Oustalou betekent ‘klein huisje’ in de oude streektaal, het Occitaans.
De hop overwintert in tropisch Afrika en dringt in de zomer ook wel in Nederland door. Je kunt ze niet missen. Ze roepen hun eigen naam (Huppa): oep, oep, oep, snel achter elkaar. Daarom heet hij hier 'la huppe' (Upupa epops). Als vlinders dwarrelen ze met hun ronde vleugels door de lucht. Voor het eerst zag ik hem in Spanje in de Extremadura. Trots als een hop zat hij met opgezette kuif op een telefoondraad.
En nu dus in m’n tuinreservaat. De open kuif heeft hij hier nog niet vertoond. Die gebruikt hij als sociaal communicatiemiddel om zijn emoties kenbaar te maken.
Dat doet me erg aan Haagse hopjes denken. Politici met opgezette kuif die debatteren over millimetermarges. Of waren het die plakkerige zoete vierkante snoepjes met een wit met zwart en geel papiertje?
Geef mij dan maar een levende hop, met of zonder kuif.