Het is droog, er staat een lage herfstzon en er is geen excuses meer te bedenken. Tijd voor een grote beurt van nestkasten, vogelsilo's en voerplanken. Ze maken er een vieze voel van, die vogels. Ik zoek de donkergroene beits, ooit gebruikt voor de kozijnen maar nog altijd goed om de buitenkant van vogelhuizen en voeder-abri’s van een fris kleurtje te voorzien. Zo’n overdekt voerstation ziet er ongelooflijk smerig uit. In de kieren en gaten huist allerlei klein gefriemel en de etensresten zitten nog vastgekoekt aan de planken. Dit is niet wat een vogel wil.
Met schuurspons en een flinke emmer met biologisch reinigingsmiddel ga ik de smurrie te lijf. Daarna veel kokend water om de laatste klevers weg te werken en dan een weekje drogen. Ook alle silo’s krijgen een beurt. De meeste zijn van plastic en hebben na de winter al een voorwas gehad. Nu op zoek naar verf – ja ook dat is natuurverf – en een nog niet uitgeharde schilderskwast.
Het voederhuis is nu bijna klaar. Morgen de onderkant en een tweede laag voor het dak. Een week of twee goed drogen en dan wordt de trog gevuld met rozijntjes gemengd met zonnebloempitten. Het lijkt alsof het vogelkadaster de bezitslijnen al heeft uitgezet. De merels vliegen en rennen zich warm en vechten elkaar de tuin uit. Ze moeten nog even wachten, de luie donders. Straks als het echt koud wordt zijn ze de eerste.