Ik heb een haat-liefde verhouding met bluebells. Jaren geleden zag ik deze boshyacinten voor het eerst een tuin helemaal blauw kleuren. Ik was verkocht. Overal in de tuin heb ik de bollen rond gestrooid en dat heb ik geweten. Als ze bloeien zijn ze onweerstaanbaar met hun blauwe klokjes en fier overeind staand blad, maar erg verdraagzaam zijn deze bellhamels niet.
Ze hebben de irritante eigenschap om dwars door alle vaste planten te groeien.
Vorig jaar heb ik de aanval in gezet. Niet om ze te verdrijven maar om ze hun plek te wijzen. Heel voorzichtig heb ik ze tussen de plantenwortels uitgepulkt en ze daar gezet waar ze thuishoren: onder de bomen en struiken in het meer verwilderde deel van de tuin. Ze heten niet voor niets boshyacinten.
Dit voorjaar werd duidelijk dat ik deze strijd verloren heb. Bluebell heeft zo haar eigen voorkeur. Dwars door elfenbloem, daslook, longkruid en herfstasters piept het jonge groene blad de grond uit. Nu staan ze uitdagend mooi te wezen met hun eerste blauwe klokjes. Weghalen in dit prille stadium is moorddadig. Er zit niets anders op dan te genieten en wachten tot ze uitgebloeid zijn. Hommels en zweefvliegen zullen me dankbaar zijn.