Verhongering is een constant risico voor bruinvissen. Daarnaast zijn verdrinking in op de bodem staande netten en predatie door grijze zeehonden een belangrijke doodsoorzaak. Bruinvissen eten iedere dag circa tien procent van hun eigen gewicht aan vis, en dan vooral grondels, wijting, zandspieringen, haring en sprot. Dat blijkt uit onderzoek van Mardik Leopold van IMARES Wageningen UR, waar hij op 20 november op promoveert aan Wageningen University.
Bruinvissen zijn tegenwoordig veel voorkomende zoogdieren in het Nederlandse deel van de Noordzee. De populatieomvang (circa 50 duizend) is vergelijkbaar met die van reeën in Nederland. Al die bruinvissen moeten iedere dag eten. Maar wat ze allemaal eten, of ze hetzelfde eten, waardoor ze verschillen in wat ze eten, en of er genoeg vis in zee zit voor al die bruinvissen was onduidelijk. IMARES-onderzoeker Mardik Leopold onderzocht in zijn promotieonderzoek hoe kenmerken van individuele dieren (leeftijd, conditie) en externe omstandigheden (seizoen, locatie) het dieet van bruinvissen beïnvloedt. Hij deed dat door de magen van 829 bruinvissen, die tussen 2005 en 2014 dood aanspoelden op de Nederlandse kust, te onderzoeken op voedselresten.
Veel vette vis
Om warm te blijven in de koude zee eten bruinvissen dagelijks ongeveer tien procent van hun eigen gewicht aan vis. Die vis moet dus in ruime mate voorhanden zijn, liefst makkelijk te vangen en rijk aan calorieën. In de magen trof Leopold in totaal zo’n 70 verschillende prooisoorten aan. Vier typen prooi zijn echt belangrijk: grondels, kabeljauwachtigen (vooral wijting), zandspieringen en haringachtigen (haring en sprot). In de Westerschelde worden ook trekvissen zoals spiering gegeten. “Met het schoner worden van de Westerschelde keren naast de trekvissen ook de bruinvissen weer terug”, zegt Leopold. “Ze waren wel mager, overleven op deze riviervis is wellicht nog lastig.”
Onlangs werden er
bijzondere beelden
van een bruinvis gemaakt door Melvin Redeker en Fiona van Doorn.
Mager
Gezonde bruinvissen zijn ook dik; zij eten relatief veel vette vis. Hun vetlaag is afhankelijk van het seizoen; in de zomer zijn bruinvissen wat magerder. Ook het sterftecijfer is ’s zomers het hoogst. Onder de dood aangespoelde bruinvissen waren vrij veel sterk vermagerde exemplaren. Hoe magerder de bruinvis, hoe minder vette vis deze nog in zijn dieet had. Wat oorzaak en gevolg is, kan Leopold niet zeggen. “Dit is een echte kip en ei kwestie: kan een magere bruinvis geen vette vis meer vangen, of vermagert een bruinvis die geen vette vis vangt?”
Doodsoorzaken
Naast verhongering is verdrinking in netten die op de zeebodem staan (staand want) een belangrijke doodsoorzaak voor bruinvissen. De patholoog kan verdrinking lastig vaststellen bij aangespoelde bruinviskadavers. Bruinvissen die in bodemnetten verdrinken hebben echter overwegend bodemvis in de maag, waardoor de doodsoorzaak met meer zekerheid is te bepalen.
Grijze zeehonden
Een derde belangrijke doodsoorzaak is predatie door grijze zeehonden. Leopold kon dit in een samenwerking met gespecialiseerde dierenartsen en microbiologen aantonen door een combinatie van het nauwkeuring in kaart brengen van bijt- en klauwwonden, DNA-onderzoek in wonden van de bruinvissen, en dieetonderzoek. Bruinvissen zijn nergens veilig voor de grijze zeehonden. Aangevreten bruinvissen werden langs de hele Nederlandse kust gevonden. Ook worden ze zowel dicht bij de bodem gepakt, wat blijkt uit bodemvis in de maag, maar ook hoger in de waterkolom. Dan hebben ze hoger zwemmende vissen zoals haring en sprot in de maag.