Dit jaar zijn er opnieuw heel weinig kuikens van de kolgans gesignaleerd na hun massale aankomst eind september in Nederland. Uit tellingen blijkt dat de paren kolganzen die wel jongen hebben, hooguit één of twee jongen hebben gekregen. Vanaf 1995 is het broedsucces van de kolgans sterk gedaald, waarbij het broedsucces van dit najaar behoort tot de laagste vijf sinds 1960. Zo meldt Sovon Vogelonderzoek Nederland op de website van
Nature Today
.
Populatie waarschijnlijk ook kleiner
Eerste leeftijdstellingen van groepen Kolganzen in Friesland, langs de IJssel en aan de Niederrhein in Duitsland laten zien dat maar een kleine 10% van de groepen uit jonge vogels bestaat. Een dergelijk laag aandeel jongen in de populatie werd ook vorig seizoen al vastgesteld (11,6%). Door deze aanhoudend slechte broedjaren zal ook de populatie als geheel waarschijnlijk kleiner zijn dan een aantal jaren geleden, maar het zal enige tijd duren voordat we dit via een optelsom van internationale tellingen kunnen laten zien.
Warme zomer en parasieten
Het is nog niet bekend welke oorzaken schuilgaan achter de slechte broedresultaten in de zomer van 2016. Uit verschillende delen van het Russische broedgebied kwamen de afgelopen zomer berichten over uitzonderlijk warme weersomstandigheden, wat je in eerste instantie wellicht eerder met een potentieel goed broedseizoen zou associëren. Bij een Duits/Nederlands/Russische expeditie op het eiland Kolguyev in de Barentsz Zee, begin augustus, bleek echter dat 15 tot 20% van de gevangen jonge Kolganzen last had van mijten (of een andere ektoparasiet). Deze jongen hadden slecht uitgegroeide en deels misvormde vliegveren. Gezien hun toestand achtten de onderzoekers ter plaatse het onwaarschijnlijk dat dergelijke vogels de kuikenfase hebben overleefd (zie foto). Dat veel Kolganzen niet succesvol waren in het broedseizoen blijkt ook uit de bewegingen van vorig jaar in Noord-Duitsland gezenderde ganzen: ten minste negen van deze vogels verlieten eind juni of begin juli hun vermoedelijke broedplaats om zich te begeven naar speciale ruiplaatsen. Een aantal vloog in deze periode zelfs vanuit Noord-Rusland naar ruiplaatsen in het uiterste oosten van het Taimyr Schiereiland in Siberië, op 107° oosterlengte.